
Dit is een spreekwoord. Het komt overeen met 't gezegde: Ben jij gek! De vraag is: hoe voelt het eigenlijk om zestig te zijn?
Fleurop
Sommige mensen kunnen het zich permitteren om geen blad voor de mond te nemen. Mensen zoals de cabaretiers Theo Maassen en Daniel Arends. Én ook Rita, mijn vriendin die elke zaterdag op de koffie komt. Even een momentje voor ons zelf, heerlijk. Rita’s vader was stukadoor en haar moeder werkte bij de slager. Zij was tevens coach van het enige vrouwenvoetbalteam dat ons stadje rijk was. Rita drinkt haar koffie zwart, wat ik super stoer vind.
“Weet je wie ik vorige week tegen kwam op t station?” riep ze vanochtend uit terwijl ze met glinsterende ogen plaatsnam aan de keukentafel. De tafel stond nog vol met bordjes en kopjes van de late brunch. Ze schoof de boel wat op zij en ging er eens goed voor zitten. “Cecile!” zei ze met zo’n open blik naar mij. “Huh, ik weet niet wie je bedoelt?” stamel ik. “Cecile, je weet wel, rijmt op …” probeert ze nog een keer. “Oh, nu weet t weer! Die zat bij ons in de brugklas, met die hoge haren en die Ghanese vader!” “Já, je weet het weer! En die moeder: de zus van Benny Jolink!” Rita straalt in de wetenschap dat ze mij in no time de slappe lach kan bezorgen. “Moet je horen,” gaat ze verder, maar niet nadat ze een grote hap appeltaart met slagroom heeft genomen. “Ik sta op de trein te wachten die een half uur vertraging had, komt zij opeens op mij aflopen. ‘Hallo hoe gaat t met jou?’ vraagt ze. ‘Ja prima!,’ zei ik toen maar, om het gesprek niet meteen zo negatieve wending te geven. Weet je wat ze toen zei? En je moet beseffen dat ze voor mij stond met een broodje kaas in haar handen waarvan ze de helft in m’n gezicht spuugde terwijl ze sprak.” Rita gebaarde hierbij weinig subtiel met haar handen. “Ze zei: ‘Met mij niet, ik heb een hersentumor…’ zo plomp verloren. Kun je je voorstellen dat ik daar sta met m’n mond vol tanden, en je weet dat overkomt me niet vaak, toch? Maar wat was er nou: ze was er bijna 5 jaar geleden aan geholpen, dus dan mag je je zelf wat mij betreft wel genezen beschouwen, niet waar? Maar ze had nu klachten die opkwamen zetten nog van de bestraling die ze bestempelde als cognitieve problemen. ‘Wat zijn die problemen dan?’, vroeg ik nog bezorgd, ‘Kun je niet meer werken dan?’ Nee, ze kon wel gewoon werken, (als wijkverpleegkundige nota bene!) en haar lange termijn-geheugen was goed (tja dat had ik gemerkt, want ze had mij dus nog herkend) en haar korte termijn ook, alleen soms kon ze sommige dingen die ze een aantal weken geleden had gedaan niet meer herinneren. Haar echtgenoot (die had ze dus wonder boven wonder wel) en kinderen (hij had haar dus ook echt ooit besprongen) hadden het er zwaar mee. Ik probeerde mijn meest empathische gezicht op te zetten, maar ik weet niet of ik daar ook echt in geslaagd was. Trouwens, Cecile was vroeger echt wel motorisch gestoord, vond ik. En daarom zette haar ouders haar natuurlijk bij ons op trefbal, weet je nog? Maar ze was ook qua gedrag super vreemd, een beetje houterig en zo formeel in de communicatie, niet warm, een beetje eng geforceerd contact proberen te maken, enfin. Weet je nog dat haar moeder het liefst de hele training bleef kijken, misschien uit angst dat we haar gingen pesten of erger: buiten sluiten? Maar dat gebeurde vreemd genoeg niet, nooit zelfs, terwijl er toch alle aanleiding voor was, toch? ‘Jeetje Cecile’, zei ik medelijdend op het perron, ‘wat een diep triest verhaal’. ‘Ja, zegt ze ‘Vooral dus voor mezelf en m'n kinderen’. ‘Maar de tumor is nu weg’, vat ik het voorgaande samen. ‘Ja’, beaamt ze. ‘En je hebt verder geen andere klachten?’ ‘Nee, gelukkig niet, zeg!’ roept ze hoofdschuddend, waarbij haar hoge haar heen en weer beweegt. Ik blijf er even gefascineerd naar kijken. Dan knapt er iets in mij. Ik begin het gevoel te krijgen dat ik misleid ben, dat ik gebruikt ben, en dat heb ik niet vaak!” Rita kneep haar ogen tot spleetjes. Ik voelde iets unheimisch komen. “Net als ik het tóen niet terecht vond dat Cecile niet gepest werd, vond ik het nu niet terecht dat ze mijn onverdeelde medelijden had weten te wekken met een lulverhaal, over een operatie uit een ver verleden die nog goed afgelopen was ook, dat ze begonnen was met de leugen: ik héb een hersentumor. Ze hád en hersentumor en ze is, op wat lichte bijwerkingen van de behandeling na, er God zij dank weer boven op gekomen. Ik vroeg nog: ‘Maar kun jij goed zien? Kun je goed horen? Heb geen chronische peesontsteking? Heb je het nooit benauwd? Heb je geen vergrote lever, die geen alcohol verdraagt? Heb je geen eierstokcyste? Heb je geen oorsuizen, zodat je nooit meer van de stilte kunt genieten of melodieën op de radio niet meer herkent of gesprekken in gezelschap niet meer kan volgen en daarom maar vroeg van feestjes naar huis gaat? Heb je geen zwarte sluier in je gezichtsveld dwarrelen en zie je niet alle rechte lijnen gebogen? Kun je nog gewoon van vergezichten genieten? Heb je geen beginnende staar? Kun je gewoon de trap op zonder dat je hart op hol slaat?’, vroeg ik streng. “Nee, God zij dank niet”, riep ze uit met dat typische scheve lachje. Ik werd pissig omdat ze mijn medelijden had weten te wekken. Medelijden die ze niet verdiend had.” Rita wordt steeds feller. “Toos, dat gekoketteer met kanker begint me danig de keel uit te hangen. Iedereen die het ‘K’-woord alleen al heeft horen vallen bij de dokter moet hier zo nodig mee de bune op of er zelfs een boek over schrijven. Terwijl de mensen die er werkelijk aan onderdoor gaan, zoals bij elke ander ziekte die fataal af gaat lopen, pas echt recht hebben op onze ‘oh’s en ‘ach’s. Hoe komt het verdorie toch dat alle andere ziektes niet die sunami aan aandacht en troost generen?” Rita slaat bijna met haar vlakke hand het koffiekopje van tafel, dit alles om haar woorden kracht bij te zetten. “Vind je soms dat jíj te weinig aandacht krijgt voor alles wat jouw mankeert?”, plaag ik haar, want ik weet dat ze Cecile bewust een opsomming heeft gegeven van alles waar Rita zelf, zo goed en zo kwaad als het kan, mee dealt. Ze lacht smalend. Rita wordt gewoonweg altijd boos wanneer ze er achter komt dat ze haar medelijden en sympathie heeft verkwanselt aan mensen die in haar ogen helemaal niet zielig zijn. Rita gooit haar hoofd in haar nek. “Als ík ooit kanker krijg”, sluit ze het onderwerp met opgeheven vinger af, “dan vertel ik het aan niemand! Ik hoef niemands medelijden of een bosje bloemen, pleur toch op! En tegen de tijd dat ik er zo beroerd uit ga zien, dat het opvalt, dan zeg ik gewoon dat het komt van een uit de hand gelopen steenpuist op m’n kont, die ik, en dat zal iedereen begrijpen, niet zelf had weten uit te knijpen.” Ik lach en applaudiseer: “Stoer hoor! Maar je vind het toch wel leuk als ík je een bloemetje kom brengen?” “Jij wel!”.
* * *
Groundhog Day
"Hey Toos, het is weer tijd om je in te schrijven voor de schoolreunie! Ga jij? Groetjes, Rich". Elke vijf jaar krijg ik een berichtje van mijn altijd goedgehumeurde oud-klasgenoot Richard Riksen. Het is alsof deze gebeurtenis zich elke vijf jaar exact op het zelfde moment herhaald. Helaas kan ik dit jaar niet gaan, maar ik ben er zéker van dat Richard's wake-up call voor de aanmelding voor die dag over vijf jaar weer opbliebt op mijn telefoon.
Dacht ik dat mijn leven min of meer voorbij was na m'n 60ste, nu besef ik dat het helemaal niet voorbij is. Maar dat het ook niet verder gaat in bijvoorbeeld een nieuw leven, in de zin van anders dan ik ooit geleefd had. Wie had kunnen denken dat mijn leven bij 60 eigenlijk weer helemaal van voren af aan zou beginnen?
Denk eens mee: ik heb nu even vastigheid in m'n werk, gezin, vrienden en hobbies, maar de toekomst is nog helemaal open. Wat brengt het leven mij? Precies dezelfde soort toekomstvragen als toen ik op de middelbare school zat of toen ik nog studeerde heb ik nu: wat ga ik strak voor werk doen of is er helemaal geen werk meer voor mij? Waar ga ik wonen later? Krijg ik kleinkinderen of niet, en is mijn leven dan weer gebonden? Welke hobbies kies ik? Blijf ik op deze sport of ga ik iets anders doen? Blijven Marina en ik vriendinnen of zou ik niet meer met Isabelle optrekken, kortom vriendinnen issues? Wat ook nu weer door mijn hoofd speelt, voelt precies als toen ik jong was en de gedachte had: ik wil nog zoveel doen nu het nog kan, nu ik nog geen vaste baan, gezin en kinderen heb. Nu heb ik dat weer: ik wil nog zoveel doen nu ik nog gezond ben en nog geen kleinkinderen heb.
Als het dan toch zo is dat het leven dat je achter je gelaten hebt weer opnieuw begint, zou het dan niet zo zijn dat ik nu de kans heb om de fouten die ik toen maakte niet meer te maken? Ik vrees dat ik niet meer dezelfde foute keuzes maak, maar wel weer zeer vergelijkbare waardoor ik uiteindelijk toch niks geleerd blijk te hebben. In Groundhog Day, een film uit 1993 moet weerman Phil Connors (Bill Murray) deze dag telkens opnieuw beleven tot hij het leven heeft leren waarderen, geen fouten meer maakt en ware liefde heeft gevonden. Ik vrees dat ik geen tijd heb om alle fouten die ik heb gemaakt te herstellen of de fouten die ik standaard maak te voorkomen met de kennis van nu in dit 2e leven, daarvoor heb ik denk ik echt wel meer levens nodig of misschien leer ik het wel nooit. Who knows.
Met de kennis van nu weet ik hoe veerkrachtig mensen eigenlijk zijn en hun leven weer oppakken na vreselijke dingen te hebben doorgemaakt. Maar ook dat trauma's van vroeger nog steeds een rol kunnen spelen in hoe je reageert of waar je overgevoelig voor bent geworden. Onvoorstelbaar blijkt nu hoeveel impact bepaalde ogenschijnlijk onbelangrijke gebeurtenissen kunnen hebben.
Ik ben nu wakker geworden op Groundhog Day 2 en ik ga er zeker íets van maken ondanks dat ik weet dat ik dezelfde fouten weer zal maken, niet omdat ik koppig of hardleers ben, maar omdat situaties zich net weer anders presenteren zodat ik ze niet herken.
Als mijn opdracht in deze film, die mijn leven is, het waarderen van het leven, de mensen om mij heen helpen en echte liefde voelen, dan zal ik ondanks de chaos die ik zeer waarschijnlijk om me heen creëer ook iets moois weten neer te zetten.
Healthy Body Shaming
We moeten meer bewegen, gezonder eten en regelmatig krachttraining doen om ons lichaam zo goed mogelijk voor te bereiden op de hoge leeftijd die velen van ons gaan bereiken. Dat de deur platlopen bij de gym je ook een esthetisch voordeel oplevert, daar mag je niet opelijk blij mee zijn. Nee, in ons calvinistisch landje moet je dat voorkeur nonchalant wegwimpelen en zeggen dat het je daar beslist niet om te doen is. Verder moet je je 'droge' ledematen en abs niet te opzichtig etaleren, zeker niet op social media, want het is namelijk heel intimiderend en ja, zelf traumatiserend, voor alle mede 50-plussers die het toch al zo zwaar hebben in deze tijd waarin zij geconfronteerd worden met perfect uitgelichte killer bodies in glossies en op Instagram. Bodyshaming is tegenwoordig niet meer gericht op wat dikkere mensen of mensen met een afwijking, tegenwoordig moet je je verontschuldigen als je qua postuur niets te klagen hebt. Je wordt zelfs verdacht van stiekume praktijken zoals heimelijk vasten of illegale doping. Tjubby is het nieuwe welvaarts ideaal. "Een pondje meer of minder doet me niks, ik laat me niet gek maken, ik ga echt niet als een debiel sporten en me uitsloven naast zweterige lijven in de sportschool of tussen ordinaire types in de boxclub. Een uber-gezonde leefstijl is allang uit, is niet meer hip. Lekker een wijntje bij het eten is zelf niet meer weg te denken bij de lunch en een sigaretje meeroken met de kinderen is het toppunt van gezelligheid!" Over een paar jaar is er vast weer een trend de andere kant op en dan wordt er vast gezegd: ja, echt bizar dat we toen er zo over dachten!
* * *
Zeg me waarom ik zo’n slechte reputatie heb?
Voor het eerst, en toevallig nu de eerste van ons vriendinnenclubje 60 is geworden, hebben we het eens niet over het heengaan van onze ouders gehad, maar over onze eigen dood. Ik vroeg me al een tijdje af, wanneer dit onderwerp ter sprake zou komen? Dat juist Ria, de gene die altijd predikt dat alles vanzelf op je pad komt, haar wensen rond het levenseinde tot in detail had laten vastleggen, verbaasde ons. Ze gaf aan niet bang te zijn voor de dood, maar wel voor het gesol met je op het eind, terwijl je dat helemaal niet meer wil. Voor haar geen IC-opname, geen vrijheidsbeperking en geen zinloze pijnlijke behandelingen. Je lot in eigen handen nemen en de dood laten komen zoals hij komt, het klinkt tegenstrijdig maar het is dapper. Maakt dat de dood meer menselijk?
Tot God kun je je richten als tegen een persoon. Bidden of tegen hem praten: “maak alstublieft dat het weer goed komt!” en soms praat hij terug en duiken er zinnen op in je gedachten zoals: ‘hou vol!’. Hiermee lijkt God barmhartig, maar ook beperkt in zijn macht om de dingen ten goede te laten keren. Een andere verpersoonlijking is Moeder Natuur. Zij is zorgzaam en heeft een stem die ons oproept haar niet kapot te maken.
Maar over de dood wordt vrijwel nooit als persoon gesproken. Meestal is het God die over het levenseinde van de mensen beslist en is Hij het die je tot zich roept. De dood is enkel een feit, doodgaan een gebeurtenis. Alleen in de Middeleeuwen kende het Katholieke Europa de dood als Magere Hein, het geraamte met de hoody en de zeis. En dat was geen prettige figuur. In het Midden-Oosten werden in diezelfde tijd verschillende varianten op de Tuinman en de Dood geschreven, een verhaal dat pas in Nederland in de jaren '20 van de vorige eeuw is uitgegeven. Hierin is de Dood een aimabele man, die het niet voorzien heeft op het veroorzaken van leed, maar slechts zijn opdracht moet uitvoeren hoe zwaar ook. In dezelfde tijd verscheen in Italie het toneelstuk La morte in Vacanza. Hierin bezoekt de Dood, vermomd als dandy, de levenden op zoek naar het antwoord op de vraag waarom de mensen zo bang voor hem zijn. Hij is hautain en veeleisend, maar wordt ook menselijk wanneer hij verliefd wordt. In het verhaal van Tomas Mann, Dood in Venetie, is de dood niet zichtbaar, maar kondigt zich aan in de vorm van een bleedschone jongen, de Engel des doods. In de film Meet Joe Black zijn die twee gecombineerd: de Dood kondigt zich aan én verschijnt zelf als een onwaarschijnlijk knappe man in het leven van een 65-jarige ondernemer wiens dagen zijn geteld. De Dood wil, voordat hij de man meeneemt, er achter komen waarom de mensen zo veel van het leven houden en niet dood willen. In deze film is de Dood zachtaardig, geïnteresseerd en empathisch, maar ook onvermurwbaar waar het zijn taakstelling betreft. Oneerlijk of niet: als het je tijd is, is het je tijd. Mijn zus, arts ouderengeneeskunde, vertelt dat de helft van haar patienten bang zijn voor de dood, met name vanuit een religieuze achtergrond, en de andere helft heeft zo iets van ‘laat mij maar gaan, het is genoeg geweest’ zo moe zijn ze. Zou de Dood vriendelijk en invloelend zijn?
Als ík de Dood zou ontmoeten:
Hij steekt meteen van wal: “Maar waarom zo'n negatief beeld? Waarom die angst?”. Ik antwoord: “Als klein kind werd ik al bang gemaakt voor de dood. Mijn oma uit Limburg, die zo mager was dat haar schedel door haar hoofdhuid scheen, zei dat de dood overal op de loer lag: op de rijksweg voor hun huis of bij de sloot achter de tuin. Ook mijn vader kon het niet laten ons te laten griezelen zoals met het gedicht van Piet Paaltjes, de Zelfmoordenaar. Zelf was hij heel bang voor de dood omdat hem altijd was voorgehouden dat er naast de hemel ook zoiets bestond als de hel. Ooit had hij ons meegenomen naar carnaval, naar een praalwagen met duivels en en een reusachtige kookpot op een vuur waar mensen uit het publiek in werden gehesen. De duivels op de wagen hielden de gevangen feestvierders met hun drietand in bedwang. Mijn vader greep onze handjes goed vast anders zouden we vast ook meegenomen worden zei hij. Toen later films over cowboys en indianen lieten zien dat doodgaan ook iets heroisch kon hebben en vervolgens vampiers populair werden, kwam de dood in een ander daglicht te staan, niet alleen lelijk en luguber. Toch heeft een naderend einde nog steeds iets engs omdat je niet weet welke doodstrijd eraan vooraf gaat en wat daarna komt”. De Dood begrijpt het. “En als ik je kom halen,” vervolgt hij op fluistertoon, “dan hoef je toch niet bang te zijn? Want dood zijn is net als slapen.” Zijn stem klinkt onzeker. “Ik hoop inderdaad dat er dan iemand is die mij bij de hand neemt”, verzucht ik. “Ik zal er zijn”, belooft hij tenslotte, maar ik weet niet of ik hem moet geloven en dat heeft alles te maken met zijn reputatie.
* * *
Aftellen naar 60
Het is begonnen. Nog 10 maanden en ik ben werkelijk 60! Misschien vliegt de tijd voorbij. Ik denk er over om een 'countdown to 60' te doen met allerlei uitdagingen en ook heel veel 'wil ik nog één keer doen's. Dingen die je straks niet meer doet omdat het dan écht niet meer kan of omdat je ze dan echt niet meer kúnt.
Ik ga een mindcloud maken met al mijn wensen, een uitvoerschema maken voor alle maanden en een afvinklijst opstellen met open bullits die ik dan in kan kleuren zodra een wens vervuld is. Zo zou ik bijvoorbeeld ooit nog eens een sixpack willen hebben, een festival bezoeken of een tantra-yoga retraite in Thailand cadeau krijgen. Een tattoo niet, die heb ik al gehad en bij de herinnering aan de reeks pijnlijke behandelingen die ik heb moeten ondergaan om hem te verwijderen (13 stuks in 1,2 jaar), is de lust om een nieuwe te zetten reeds lang verdwenen. Het was een race tegen de klok geweest, want ik wilde niet dat mijn zoontje zich een moeder met tattoo kon herinneren en dus moest hij vóór zijn 3e verjaardag verdwenen zijn. Helaas, ik had me vergist in wat kinderen nog weten van hun vroegste jaren... Een ritje met een cabrio mag ook al van mijn bucketlist. Vanaf het moment dat ik 'moeder's mooiste': een Saab-cabrio S6 van mijn man cadeau kreeg (hij had zich de auto oplaten dringen door een mannetje o.d.z. Leuk Voor Het Vrouwtje) kon ik de keren dat ik zonder kap heb gereden op één hand tellen. Toen Beer op zoek ging naar diverse afschermplaten om de turbulentie te verminderen als je op de snelweg reed, bedacht ik dat de beste manier om oorpijn te voorkomen een dichte auto rijden was en hebben we de cabrio de deur uit gedaan. Wat dan wel?
* * *
Before
These series depict the period before I turned 60.
* * *
Kansloze relaties
Afgeluisterde telefoongesprekken in de bus:
Man: '"Had je gebeld?" Vrouwenstem aan de andere kant van de lijn: "Nee".
Man in lange regenjas met aktetas: "Heb je me nu écht aan het zeiken gekregen?".
Vrouw na minuten lang zwijgen: "Nee, ik zei niks!".
* * *
Bevolkingsonderzoek
20 september 13:30: Veel te lang opgehouden op mijn werk en nu moet ik het bevolkingsonderzoeksbureau bellen terwijl ik naar mijn auto sprint. Er is een keuzemenu en daarna sta ik in de wacht. Ik moet helemaal van Utrecht naar Lopik rijden waar de bus bij een sporthal staat. Mijn Duitse navigatiesysteem leidt mij kruipdoor-sluipdoor tussen de flats van de stad en vervolgens via Nieuwgein Centrum. Was ist los?
14:00: “Hallo”, roep ik handsfree in mijn mobieltje terwijl ik onhandig door het verkeer manoeuvreer, “Ik kom niet op tijd zo, maar ik kan de afspraak ook niet nog een keer afzeggen.” Want dan is het namelijk voor mij te laat, want ik heb misschien wel iets razendsnel-woekerends in mijn borst! Dat laatste zei ik er echter niet bij. Al een paar weken voel ik een pijnlijk strak gevoel in mijn linkerborst, maar als ik nu naar de huisarts zou gaan kan ik misschien pas volgende week voor een foto terecht. En bij het bevolkingsonderzoek kon ik al vandaag komen op basis van een uitnodiging die ik al drie jaar in huis had laten slingeren. “Ik heb vanmiddag extra vrij genomen”, roep ik paniekerig om er aan toe te voegen: ”En ik heb deze auto speciaal hiervoor geleend, dus ik wil nu echt komen!” Ai, ai, vreselijk gelogen, maar het doel heiligt de middelen: alles in de strijd gooien om niet te worden afgewezen. “Ik ben dan 10 minuten later en ik vind het echt heel spannend!”, dat was weer wel heel eerlijk, want de kramp in mijn borst is er niet minder om geworden.
14:30: Gelukkig is er genoeg parkeerruimte voor de sporthal. De bus weet natuurlijk uit ervaring dat op doordeweekse dagen een sporthal niet overloopt met publiek. Slim. Ik hoef het intakeformulier niet in te vullen want het wordt mondeling afgewerkt. Nee, ik heb geen borstoperatie gehad (nóg niet tenminste).
14:40: Het liefst had ik nog wat verder gelezen in de Leesmap-Libelle die een test bevat: ‘Hoe goed ken je jezelf?’ In een van de kleedhokjes van de bus, die meer weg heeft van een camper, moet ik jas, vest, blouse, T-shirt en BH uittrekken. Het deurtje van het hokje gaat aan de andere kant open, ik mag de onderzoekskamer binnenlopen en naast een apparaat gaan staan met perspex vlakken. De onderzoekslaborante is denk ik net iets jonger dan ik en heeft een vriendelijk gezicht. “Het kan vervelend voelen, sommigen vinden het een beetje pijn doen, maar geef het straks maar aan als het niet gaat”. Ze is wel heel vriendelijk, maar het gaat echt pijn doen weet ik uit ervaring en ze trekken er niets van aan als je gaat protesteren. De laborante trekt met twee handen mijn borst zowat van mijn lijf en vervolgens wordt deze uitgerekte borst tussen twee perspex platen geklemd waarna de laborante de pers, ook wel borstenpletter, nog een paar slagen strakker aandraait. Ik durf niet naar mijn platgeslagen borst tussen het perspex te kijken. Ik kerm wat af, en vrees dat mijn huid ergens gaat scheuren als het niet heel snel afgelopen is. Oei oei. De laborante wil natuurlijk de radioloog te vriend houden zodat die perfecte plaatjes kan verslaan; met de patiënt, die ze toch nooit meer ziet, en mij al helemaal niet meer, heeft ze geen medelijden. Als de kwelling voor de 4 foto’s voorbij is, verdwijnt de laborante uit het kamertje om te kijken of het onderzoek gelukt is. ‘Het is vast helemaal niet goed’, bedenk ik angstig. Dan komt ze terug en zet een glimlachend pokerface op “de foto’s zijn gelukt”. Ze kijk mij niet echt in de ogen maar een beetje door mij heen. “Binnen twee weken krijgt u de uitslag”. ‘Oh jee, foute boel dus’, concludeer ik. ‘Anders had ze mij wel een stille hint gegeven of even haar ogen geruststellend op de mijne laten rusten’. Dat wordt de komende uren of dagen spannend. Dat wachten op de uitslag is gewoonweg killing! Daarom doen veel mensen niet mee aan de screening
15:25: Nu ik voor mijn huis uit de auto stap merk ik dat ik mijn bloes niet bij me heb. Loop terug naar de auto, bel de bus: "wacht even er zit nog iemand in het kleedhokje.......nee, niets gevonden, goededag mevrouw". Rij toch maar weer het drukke verkeer in en een half uur terug naar de bus.
16:05: Parkeerterrein: geen bloes. In de straat verderop staat een kinderfietsje midden op de weg en ernaast ligt mijn bloes alsof iemand hiermee wil voorkomen dat auto’s er overheen rijden. Opeens staat er een klein meisje naast de fiets met licht blonde krullen en blozende wangen. “Dit is mijn bloes, ik was hem hier verloren”, zeg ik snel en pak de bloes van de straat. Er komt nog een klein meisje naast haar staan. “Ze hadden hem over die eend gelegd die daar ligt. En ik heb ‘m er afgehaald om te kijken hoe het met de eend is, of hij nog leeft.” Ik kijk in de berm en zie een dode eend. Er zwermen al een aantal vliegen om hem heen. Het meisje met het engelengezicht blijft op de straat staan. “Ik ben altijd heel lief voor dieren”, legt ze uit “En het is een kledingstuk, dus ik dacht ja.” Ik snap de logica van het meisje niet maar het signaal des te beter: zij is de engel des doods die wijst naar de eend, mijn lot. Eend waardoor ik jaren geleden vreselijk ziek was geworden, eigenlijk al dood had moeten zijn, en nu is mijn tijd echt op. Ben ik er klaar voor? Heb ik lang genoeg geleefd? Heb ik alles wel gezien?
28 september
13:50: Mijn verjaardag. En alsof ze het er om doen, ligt naast de traditionele verjaardagskaart van mijn zus de enveloppe van het bevolkingsonderzoek…. Eigenlijk had ik er de laatste dagen niet meer aan gedacht, nadat de eerste dagen voorbij waren gegaan. Als er iets niet goed was geweest zou de huisarts je toch bellen? “Nee hoor”, zei mijn buurvrouw, “Als het foute boel is belt echt niet altijd de huisarts, bij mij zagen ze ook wat en dat hadden ze gewoon per brief medegedeeld!” Maar uiteraard ga ik de enveloppe niet opmaken op m’n verjaardag! En ik stop hem in mijn tas. Morgen is vast ook nog wel op tijd om direct de huisarts te bellen mocht dat nodig zijn. Mijn prognose kan niet opeens dramatisch slechter worden wanneer ik nog 24 uur wacht.
29 september
10:35: Het moet nu maar gebeuren. Ik open de enveloppe en het eerste woord waar mijn oog opvalt is vetgedrukt en staat in de eerste zin: geen. Direct lees ik verder, want 'geen' kan ook slaan op ‘geen goed nieuws,’ ‘geen goede uitslag’ of ‘geen enkele kans op overleving’! Soms lees je in verhalen dat mensen het nieuws een paar keer opnieuw hebben moeten lezen voor ze beseften wat er stond. Dat kon ik altijd nauwelijks geloven. Je ziet toch direct wat er staat. Maar het is dus écht zo: je leest het, maar van spanning vergeet je een seconde later weer wat er stond, heel vreemd maar waar. Ik stop de brief in m’n tas om hem vervolgens weer eruit te halen. Telkens moet ik opnieuw lezen wat er nu werkelijk is geschreven achter het woord 'geen'.
Eén ding heb ik wel heel goed onthouden: ik laat voorlopig geen bevolkingsonderzoek meer doen!
* * *
Welkom
"Ga je mee dansen?" Joost vroeg het niet aan zijn collegaatjes die naast hem stonden aan de black jacktafel, maar aan mij! Ik was verbaasd. We hadden namelijk nog nooit een woord gewisseld. Hij werkt niet eens op onze afdeling. "Met mij?" vroeg ik, alsof hij het aan z'n oma had gevraagd die al de hele avond met haar wandelstok in haar beide knuistjes voor zich uit had zitten staren. Ik stemde toe, maar bleef nog even bij de speeltafel kijken waar het spel best spannend was geworden. Vier jaar geleden liep Joost nog over de campus van de hoge school in Eindhoven, schoot het door mijn hoofd. Na een paar minuten zei hij ongeduldig: "Kom we gaan dansen en wenkte met zijn hoofd richting de dansvloer". Ik keek in zijn vrolijke gezicht. Eén en al Brabantse hoffelijkheid. Samen liepen we naar de vloerverlichte dansvloer die aan Saturday Nightfever deed denken. Ik wist niet hoe je op de moderne muziek moest dansen, maar ik deed de anderen na en hoopte dat het er niet al te ongemakkelijk uitzag. Ik probeerde te genieten van het onbekende ritme, maar werd af en toe gestoord door m'n afdwalende gedachten: 'vinden ze me niet te oud?' De liedjes uit onze tijd bleken gelukkig ook nog de moeite waard om te draaien en toen iedereen meezong met 'Don't stop me now' van Queen, brachten Joost en ik allebei tegelijk onze handtelefoon naar ons oor bij "just give me a call". Na 'een laatse witte was' ging ik naar huis. Het was prima zo. Maar kon ik het niet nalaten mezelf in een spiegelende ruit te beoordelen: een omaatje in een galajurk. "Maar er zijn genoeg oude dames die er nog prachtig uitzien en jij ook!" zei m'n dochter toen ik de middag voor het bedrijfsfeest klagend aan de telefoon had gehangen.
De dag na het feest had Bas, één van mijn studenten, gevraagd of ik in zijn padel-team wilde bij de komende sportdag waarvoor ik me na lang aarzelen had opgegeven. Bas is zo iemand die overal en nergens opduikt en onze paden kruisen elkaar telkens onverwachts. Dat ik nog welkom ben is echt een hele fijne constatering. Bedankt Joost, bedankt Bas dat jullie mij mee voeren in jullie wereldje. Misschien ben ik het alleen zelf die mezelf niet meer zo vind passen.
* * *
En dat is één
Negen maanden nadat de diagnose werd gesteld was ze overleden. Met al haar familie en vrienden om zich heen had ze nog een heel weekend met hen samen doorgebracht, maar de geplande afscheidsborrel op donderdag had ze niet meer gehaald. Ze had alles tot in de puntjes geregiseerd: van de hulptroepen die haar in haar laatste maanden mantelzorg hadden verleend zodat het gezin wat ontlast werd, van de bloemen op haar kist, tot aan het lied dat haar dochter ten gehore zou brengen in de kerk. We werden tijdens de uitvaartplechtigheid en de aansluitende borrel met haar favourite disco-muziek, zo overladen met positiviteit dat er geen gelegenheid leek te zijn voor verdriet. In de kerk werd een foto-reportage getoond van alle highlights in haar leven, van haar fantastische gezin, haar engerieke ouders die haar een heerlijke jeugd hadden bezorgd en de hechte vriendenclub. Er werd gerefereerd aan haar knappe verschijning, haar gastvrijheid en haar indrukwekkende carriere. Dat het zo knap was geweest dat zij al die jaren het hoofd boven water had weten te houden toen het hem maar niet lukte een passende baan te vinden, daar werd met geen woord over gerept. Ook niet hoe mooi het was, dat haar overlijden de familie weer bij elkaar had gebracht. Familie waarmee ze waren gebrouilleerd nadat hij, buiten hun medeweten, erfstukken uit het ouderlijk huis had verpatst om de juridische procedures te bekostigen waarin hij, onder andere door hun toedoen, in was verwikkeld. Nu zaten ze pontificaal, de dames gehuld in zwarte ensembles met grote zwarte hoeden en de heren in gitzwarte blazers met hagelwitte overhemden en gel in hun haar, op de eerste rij in de kerk, af en toe achterstevoren draaiend op hun stoel om te spieken wie er allemaal in de kerk zaten. Beer had tevoren nog beide zakken van zijn colbertjasje volgepropt met papieren zakdoekjes, maar die bleek hij niet nodig hebben. Zij wilde dat haar uitvaart een feestje zou worden en dat kreeg ze ook. Alle aanwezigen spraken hun lof uit over hoe geweldig het was geweest dat zij, ondanks haar vreselijk ziek zijn, nog de moeite had genomen om de hele uitvaart tot in de puntjes te organiseren en te regelen. 'Mij niet bellen', dacht ik nog.
Zoals gebruikelijk op begrafenissen was het weerzien met allerlei mensen die elkaar al jaren uit het oog verloren waren een reden om deez en gene breed lachend op de schouders te slaan. Al gauw ontstond een supergezellige sfeer. Niemand sloeg meer acht op de overledene die omringd met bloemen in een kist in de juiste teint achter in de zaal lag. Pas toen de kist aan het eind van de borrel, langs de sta-tafels met daarop nog halve bakjes olijven en zwerfpotten, naar buiten werd gedragen, realiseerden de gasten zich weer waarom ze hier eigenlijk waren gekomen. Er was zelfs iemand die ongegeneerd aan mij heeft staan plakken, zoals vroeger wel eens gebeurde of klassenfeestjes. Alles had gedaan wat ik had gedaan, alles vond wat ik ook vond, wat daarom best heel toevallig en bijzonder was, om zich daarna met een schijnheilig hoofd bij z'n echtegenote te voegen die in de stoet achter de kist naar buiten liep. "Kom maar poepje, we gaan", zei ze tegen hem. Poepje was geen moment van mijn zijde geweken, zelfs niet toen af en toe pijnlijke stiltes vielen, en had ten afscheid met beiden handen mijn hand beetgenomen, mij te lang en te indringend in de ogen kijkend. Droefheid is zo banaal, verlies en gemis meer iets voor paupers. Vieren zul je het leven. Louter blijdschap.
Toen ik 's avonds onder de douche stond vermengden de tranen zich met het warme douchewater. Dat zij de eerste was van onze leefdtijd die was overleden hield mij nog weken bezig. Ik zocht in de statistieken naar een Gauss-kromme die de kans weergaf om te overlijden op welke leeftijd. In een tabel van het CBS vond ik uiteindelijk de kans dat ik het einde van het jaar niet meer zou halen: slechts een kleine 0,5%, en dat werd niet meer dan 5% tegen de tijd dat ik 80 jaar werd. Dus vrij waarschijnlijk dat ik er over 20 jaar nog was. Maar het gevoel dat er een start is gemaakt; dat het één voor één dit leven verlaten vanaf nu om ons heen ging gebeuren, liet mij niet los. 'Who's next?' bleef als een mantra in m'n hoofd dreunen.
Het bleek Henk te zijn. Overleden aan een hartstilstand, in de vroege ochtend toen hij aan het werk was op de zaak. "Echt jammer dat Henk er niet meer is", zei ik tegen Hans, zijn maat, die zich af vroeg of het nog wel leuk was om de wiskey-club voort te zetten zonder de bevlogen inbreng van Henk. Ga toch maar door, Hans. Zo zou Henk het ook gewild hebben. Er werd in iedergeval om Henk geen glas minder gedronken. In tegendeel! Het was juist een reden op te prootsten op het leven! ... voor wie er dan nog was.
* * *
Circus Live
Eigenlijk heb ik clowns nooit leuk gevonden. Het zijn figuren die altijd pech hebben, nergens echt goed in zijn en als iets al ooit lukt, gebeurt dit toevallig. Hun kleding is onflatteus, in vloekende kleuren. Hun haar is meestal pluizig en piekt alle kanten op. Clowns horen nergens echt bij. Niet bij de acrobaten met hun gespierde torso’s. Niet bij de koorddansers in hun hemelsblauwe glitterpakken. En niet bij de dompteurs - to cool to be careless. Ze worden keer op keer weggestuurd als ze verkleed als goochelaar of orkestlid mee willen doen met een act of ze worden vermaand door de circusdirecteur om hun onaangepaste gedrag. Als ze vervolgens ons, het publiek, op hun hand proberen te krijgen, kijk ik altijd stuurs de piste in en klap demonstratief niet mee. Eigen schuld, dan moet je maar normaal doen!
De parallel naar mijn eigen leven is natuurlijk evident. Hoe graag was ik niet het meisje in de trapeze, die hoog in de lucht vliegt en op het juiste moment gegrepen wordt door meestal haar broer, die op zijn kop aan een rekstok hangt, om uiteindelijk in de armen te worden gesloten door een andere acrobaat die aan de zijkant in de nok op een plankje op haar wachtte. Ze kijken elkaar even aan waarbij zij hem een dankbaar glimlachje schenkt. Dan gaat het verder. Eenmaal weer met beide benen op de grond heffen de acrobaten hun armen in de lucht en gebaren naar elkaar, om aan te geven wie het applaus het meest toekomt. De clown wil hier ook deelgenoot van zijn, maar ook nu is hij niet welkom. De acrobaten moeten hem wegsturen, dat is zo afgesproken, maar je ziet aan hun gezichten dat ze dat niet van harte doen. Ze hebben zichtbaar medelijden en spelen hun rol niet overtuigend, wat de boel alleen maar triester maakt. Ik verlang er, net als de clown, tevergeefs naar te excelleren om vervolgens trots en stoïcijns over het circusterrein te kunnen lopen, gevolgd door bewonderende blikken. Het helpt niet dat iedereen tegen me zegt: “Maar jij bent zo grappig!” Mijn onvermogen, mijn worstelen tegen beter weten in, het blijven proberen wat ik eigenlijk niet kan, is blijkbaar te sneu, te leuk, te aandoenlijk om niet in lachen uit te barsten. Dit weekend had ik mijn allereerste tennistoernooi éver. De ballen vlogen mij om de oren terwijl ik verwoede pogingen deed te retourneren, mijn racket als een vliegmepper om me heen slaand. Mijn dochter in het publiek kwam niet meer bij.
* * *
Moederdag
"Mam, vandaag mag jij kiezen wat je gaat koken"
* * *
Day dreamer
Het was ‘em. Onmiskenbaar. Heb vaak mannen voor hem aangezien, die het dus niet bleken te zijn en van dichtbij zelfs in de verste verte niet. Maar nu was hij het echt. Door de mensenmassa heen zag ik hem bij de bar staan wachtend op een bestelling. Zijn blik geamuseerd zoals altijd, vol onverholen dedain. Met zijn hoofd een beetje schuin schoof hij een onwillige lok achter zijn oor waarmee hij de gebruinde huid van zijn bebaarde kaak ontblootte. Ik wilde niet gezien worden. Ik zou de confrontatie met zijn gezicht dat boekdelen zou spreken niet verdragen. Bij ons laatste treffen was ik ook geen natuurlijke schoonheid, maar in ieder geval wel jong! Ik liep terug naar waar ik vandaan kwam en voegde me weer bij het gezelschap van buurtgenoten waarmee ik op het dorpsfeest was. Plotseling hoorde ik zijn stem achter me: “Hé luitjes, what’s up? Is dit lang geleden of niet!” Zijn stem, hoger en milder dan ik me van hem kon herinneren. Een grote ferme hand omvatte mijn zij, ongeveer ter hoogte van m'n middenrif en gloeide op mijn huid. Ik bleef strak voor me naar de grond staren maar zag in mijn ooghoek dat hij de andere arm om mijn vriendin Marina had geslagen. Met beide armen om ons heen begroette hij het kringetje vrienden lachend en uitbundig. Ik voelde de warmte van zijn bovenarm op mijn wang door de zachte stof van zijn trui heen. De muziek begon weer te spelen en iedereen zong en klapte mee. Ik sloop weg en zette het aan het eind van de bar op een drinken.
Het feest was nog in volle gang toen Marina mij naar huis bracht. Onderweg had ik al een beetje tegen een gevel gekotst en daarna nog een keer in de badkamer. Mijn vriendin bleef trouw naast mijn bed staan tot ik goed en wel onder de dekens lag. Vervolgens hoorde ik haar op gedempte toon ruziën met iemand op de gang wiens stem ik niet direct thuis kon brengen. Ik voelde me geenszins geroepen om op te staan en me in de discussie te mengen. Alles draaide, mijn bed met name. Tenslotte viel ik in een diepe slaap.
Het geluid van de wekker was niet echt hard en doordringend maar wel irritant genoeg om mij op het juiste moment weer bij bewustzijn te laten komen. Hij lag naast mij. Zijn ademhaling was traag en rustig. Zijn oogleden met de zwarte wimpers bedekten zijn helblauwe ogen. Nooit eerder was hij zo dichtbij geweest. Een aanraking nog steeds onmogelijk. Ik herkende het vlekje op zijn neus. Zijn mond niet helemaal gesloten in een zachte trek. Ik zag het ontspringen van elke haartje op zijn wang. De snor naar binnengekruld zijn lippen nét niet rakend. De gladde huid op zijn bovenarmen die uit het marineblauwe T-shirt staken. De aders op zijn hand waar het warme bloed door stroomde. Het litteken op zijn middelvinger. Ik kon niet kiezen waar ik het liefst naar wilde blijven kijken. Echter de eerste examenkandidaat stond over een uur gepland en dus moest ik er als een speer vandoor. Haastig zocht ik een stuk papier en vond alleen een nog ongeopende verkeersboete, waarschijnlijk voor het negeren van rood licht. Maar toen vervolgens de inkt uit mijn pen niet op de enveloppe wilde vloeien, liet ik het idee om een berichtje achter te laten varen. Met een bonkend hoofd reed ik over de snelweg naar de uni.
Toen ik s’middags thuis kwam was hij weg. De hele dag had ik dromend doorgebracht. Ik rende de trap op naar de slaapkamer. Ik sloeg de lakens van het bed en drukte mijn neus in ‘zijn’ kussen. Het rook naar shampoo, waspoeder en iets sterkers. Bij het voeteneinde waren er strepen van modder en bier dat waarschijnlijk aan zijn broekspijpen had gezeten. Gewapend met een leeg XTC-zakje speurde ik het bed, de slaapkamer, de gang en de badkamer af op zoek naar sporen van zijn aanwezigheid van afgelopen nacht; een haar of een pluisje van zijn trui. Ik vond niets.
* * *
Nou ben je wel lang genoeg ziek geweest!
Als je ziek in bed ligt en je verzorgers vragen wat je wil eten, bestel dan altijd een dubbele portie voor als ze je bij de volgende maaltijd vergeten.
* * *
Vakantie met de kids
Tegen alle ouders met pubers die opzien tegen al weer een vakantie vol gezeur en ruzies met lamlendige kinderen, wil ik zeggen: dit gaat over! Want plots gaan ze zelf er op uit, gaan ze stadjes bekijken waar ze eerder niet naar toe te slaan waren. Opeens ontvangen ouders foto’s van kerken waar hun wereldreizigers naar binnen zijn gegaan en waar ze een kaarsje hebben opgestoken. Bezoeken ze musea en beklimmen ze torens; klaarblijkelijk allemaal uit vrije wil, waarna ze een uitgebreide lunch a la carte nemen om tenslotte hoog op te geven over de lokale delicatessen. Alles wat ze vroeger “saai!” of “Nee, niet wéér! Echt niks aan!” vonden.
Naast hun eigen tripjes, vinden onze kinderen, met ons op vakantie gaan, gelukkig ook nog steeds leuk. Maar ook daar heeft zich een wonder voltrokken. Bij het ontbijt worden eitjes met spek gebakken en s’middags, op de terugweg van het strand, worden er drank en hapjes ingeslagen bij de supermarkt aan de rand van het dorp met het huurautootje. ‘Oh ja, hun rijbewijs is hier ook geldig!’ bedenk je je, als ze onze Zuid-Franse berghelling afzoeven naar het dorpje in het dal. Borreltafel is ook zo gedekt. “Mam, jij een toastje kaas? Wil je nog wat drinken?” en: “Mam, kan ik nog wat doen?” Woow, wat klinkt dat toch heerlijk in de oren. Ik moet m'n tong afbijten om niet plagerig te vragen: "Wat zei je? Mag ik dat nog eens horen? Moest dat nou 18 jaar duren?" Ja, het moest even duren, maar dan is het ook zover. Je kinderen zijn volwassen en willen net zo graag als jij dat er dingen gebeuren, alleen is het om een nog onverklaarde reden niet meer jouw probleem, en jou alleen om het allemaal te fixen.
Zo was ik in mijn hoofd al bezig het telefoongesprek met de surf-verhuurbaas te oefenen in m’n beste Frans, toen ik mijn dochter in het Engels de boel al hoorde regelen op haar mobieltje. Jeetje dat is natuurlijk zo, welke surfdude spreekt nou geen Engels tegenwoordig? Dat hakkelen in het Frans is zó van vroeger! Net zo suf als kaartlezen in de auto. Maar kaartlezen was opeens wél weer hip toen we in Frankrijk in een themapark waren. Destijds in de Efteling of de dierentuin was ik altijd van de route en dartelden de kinderen om mij heen “Waar gaan we nu naar toe?” Deze vakantie waren de rollen omgedraaid. De kinderen stippelden de route uit en hielden de tijdsloten van de attracties in de gaten. “Kijk mam, we zitten nu hier!” wijzend op de uitgevouwen park-kaart. Bij de shows waarbij je op je telefoon extra geluid bij de shows kunt streamen hielpen ze mamma een handje met de juiste website en inlogcodes. Wat een lieverds! De kinderen voelden het zelfde. "Kom maar mevrouw Vée, we moeten deze kant op", grapte mijn zoon, alsof ik al 80 en dementerend ben, waarbij hij mij zachthandig maar directief naar de uitgang van het theater duwde toen ik nog vol ongeloof en verwondering naar het lege podium staarde waar zojuist de voorstelling met koene ridders en jonkvrouwen had plaatsgevonden; "Kom maar".
Overal zien ze ‘leuke tentjes’ om te eten en checken ze de kaart bij de ingang of op hun telefoon. Bestelden ze vroeger alleen spaghetti met tomatensaus "for the kids", nu weten ze feilloos welke gerechten exclusief zijn en waarom welke wijn er wel of niet bij past. “Iedereen bubbels om te beginnen en dessertwijn tot slot? Prima per fles, maar niet van die hele zoete”. Ik hoef niet veel meer te doen dan heerlijk genieten van de omgeving én van mijn grote grote kinderen. Echt chill.
* * *
Positief nieuws
Er zijn chagrijnige Nederlanders en je hebt geboren optimisten zoals Neerlands trots Trijntje Oosterhuis, zichzelf manisch-positief noemend. Het is overigens zo dat de meeste Nederlanders de wereld bezien met een open frisse blik en dan met name inwoners van de Randstad. Waarom kniezen en klagen? Het leven is een feestje! Corona-moe, anyone? Pak op die draad! Het is heerlijk om de dag vroeg te beginnen. Niets dan goeds gehoord over wat de morgenstond brengt. Als ik eenmaal wakker ben, kan ik niet blijven liggen. Lekker buiten uitwaaien aan het begin van de dag, zálig! Het liefst ontbijt ik met vers fruit en kwark om m’n slaperige maag wakker te schudden en blijf nog even verre van king-size bekers koffie-verkeerd. Meestal neem ik de e-bike naar het werk en passeer onderweg prachtige velden en bossen met her en der wat overstekend wild dat omdoemt uit de mist. In de winter neem ik m’n Toyota Hybride en arriveer nog voor het licht wordt op kantoor; zo’n moment dat je de parkeerplekken nog voor het uitzoeken hebt. Tegen tienen neem ik pas m’n eerste kop koffie en spreek af met collega’s waar we gaan lunchen. Meestal buiten de deur, maar nóóit achter m’n laptop hangend boven zo’n zielig plastic trommeltje met elke dag dezelfde boterhammen met kaas. Hoewel iedereen mij mag bellen op m’n werk, vraag ik meestal of er na werktijd teruggebeld kan worden omdat ik me al werkend slecht bezig kan houden met dingen die er thuis spelen. Ik kan gelukkig gemakkelijk de thuis-knop uitzetten. Maar als ik vrij ben betekent dat ook letterlijk vrij en ontspannen je hoofd leegmaken. Heerlijk de opgestapelde rommel in huis opruimen, een uurtje in de tuin werken en als het regent foto’s inplakken of een taart bakken. Zodra de terrassen open zijn spreek ik daar af met vriendinnen om onder het genot van een wijntje (of meerdere haha…) lekker bij te kletsen, waarna ik me weer helemaal opgeladen voel al is het laat geworden. Mensen zijn van nature niet zwaarmoedig en weten diep in hun hart precies wat ons uiteindelijke doel is in het leven: het met elkaar vieren! - EINDE -
Ahum, niet slecht geschreven, al zeg ik het zelf; besef dat dit mijn eerste poging was om een portie nep-nieuws de wereld in te slingeren.
* * *
For ever young
Al tijden zat ik er over te piekeren wat ik zou doen als het eenmaal zo ver zou zijn. Hoe zou ik de huisarts kunnen overreden? Zou ik een second-opinion vragen bij een menopauze-specialist of zou ik mijn heil zoeken bij zo’n alternatieve hormoonkliniek?
En nu ‘te zijner tijd’ heden is geworden, is een gesprek met de huisarts onvermijdelijk. Zij wil dat ik stop met de pil. Want de kans dat ik nu nog zwanger word is kleiner dan dat ik geraakt word door de bliksem, wist ze te melden. Maar zij is een jonge vrouw, zij heeft geen enkel ongemak vanwege haar leeftijd, dus ze heeft makkelijk praten. Ouderdom komt met gebreken, dat is nou eenmaal zo, dus niet klagen, maar dragen. Eerst maar even langs de gynaecoloog.
Al een week later, werd ik op de polikliniek verwacht. Die ochtend was ik op mijn werk nog in het zonnetje ben gezet vanwege mijn 25-jarig jubileum. Bij de balie aan de ingang van de poli werd ik eerst op de WC’s gewezen en heb daar maar voor de zekerheid gebruik van gemaakt. Jammer dat er nergens opfrisdoekjes lagen…
Ik werd geholpen door een vrouwelijke arts-assistent, die er lang over had gedaan om mijn patiëntendossier te ontrafelen. Zelf bleek ik ook niet helemaal thuis in alle jaartallen uit het epos aan fysieke kleine en grote drama’s. Toen ze de kamer verliet, na een kort ónderzoekje (… en waaróm lagen er geen opfrisdoekjes op de WC? Nou eigen schuld, als jullie die niet klaarleggen en patiënten aan het eind van de middag laten komen, na een lange dag werken én een receptie!), doodde ik de tijd met filmkijken op m’n telefoon. Ik was begonnen aan the Lord of the Rings waarin elfen voorkomen die meer dan duizend jaar oud kunnen worden, als ze tenminste niet ten onder gaan in een gevecht of tijdens de jacht. Ze blijven altijd jong. Altijd mooi. De arts-assistent had overlegd met de specialist en die was van mening dat het misschien een goed idee was om inderdaad niet af te wachten welke effect ‘de overgang’ op mijn lichaam zou hebben. En nu ik me zo goed voelde, dit gewoon even zo te laten en op HRT (hormone replacement therapy) over te gaan voor de zekerheid. Of ik dat een goed idee vond? Nou en óf ik dat een goed idee vond! Mijn idee! De arts-assistent was het gesprek begonnen met tutoyeren, maar eindigde met: “U heeft wel een iets grotere kans op borstkanker”. Dit had ze net zo goed tegen een boom kunnen zeggen. Natuurlijk had ik daar over nagedacht, maar de overgang voelt als een vele male grotere bedreiging. Opvliegers, slaapklachten, gewrichtspijn, stemmingswisselingen en existentiële crisis… om maar te zwijgen over alle silent damage die de overgang kan aanrichten aan je hart en vaten, je botten en niet te vergeten mijn toch al veel te dunne vlassige haar! Wat een enorme opluchting dat ik niet hoef af te zien van hormonen. Alsof ik voor de poorten van de hel ben weggesleept.
Ik ben nu uber-fit, ik werkt 3 dagen en sport 3 keer per week. Ik heb geen leesbril en nog geen enkele grijze haar. Nu nog mijn Peter-Pan-pil en ik blijf for ever young. Dat je de overgang niet moet medicaliseren en dat het interfereren in de overgang onnatuurlijk zou zijn, is echt achterhaald. Bovendien is er allang niets natuurlijks meer aan onze manier van leven. We hebben brillen, vaccinaties, antibiotica, vitamine-pillen en health-food. Als ik altijd de natuur de vrije loop had gelaten, dan was ik er al lang niet meer geweest. Als je een tekort aan insuline hebt, wordt dat als vanzelfsprekend met injecties aangevuld, maar als je een tekort aan oestrogeen heb dan zou je dat niet doen?
In de oertijd had de overgang misschien een functie. Voor het zorgen voor nog meer nageslacht ben je op mijn leeftijd te oud en kostbare energie moet bespaard worden. Het is niet meer nodig is dat je mee op pad gaat om brandhout en bessen te gaan zoeken in allerlei uithoeken van het woud. Niet meer nodig dat je fit en gespierd bent als je alleen maar op de kleinkinderen hoeft te passen. Het was vast de gewoonte dat, als je niet meer mee op jacht gaat, je nog maar de helft uit de ruif mocht eten vandaar wellicht dat je lichaam nu heel zuinig omgaat met energie. De natuur is bikkelhard. Maar dat wil ik helemaal niet. Moe, duizelig, depressief, stijf, krom en haarloos. Ik wil rennen, springen, blij zijn en sexy als ik dans! Als ik het al niet eerder had gezegd: Ik doe liever niet mee aan oud-worden.
De Roling Stones zijn nu in hun seventies en trekken nog volle zalen. “Hoe krijgen ze dat voor elkaar? Wat is hun geheim om zo fit te blijven?” vroeg ik laatst aan Beer. “Misschien is het gewoon een kwestie van niet aan toegeven” antwoordde hij. Jaaah, dat is ‘t: niet aan toegeven! Hard trainen, gezond eten en zoveel mogelijk voorkomen dat je insukkelt. En last but not least: op de hoogte blijven van de nieuwste medische snufjes. Fuck nature! HRT, ik ga ervoor.
* * *
All lives matter
We kunnen nu wel stellen dat hét vaccin er nu echt komt. Het is alsof de geallieerden zijn geland; we moeten alleen deze winter door zien te komen. Iedereen is het behoorlijk zat om niet te kunnen doen wat je wil. Niet sporten, niet uit eten en geen vakantie. En geen feestjes of festivals. Weinig vertier of gezelligheid. In het dieptepunt van de 2e coronagolf mag je maar een paar mensen thuis ontvangen of eigenlijk liever niemand, want wie weet is één van de twee besmet.
Ook onze kindervriend Sinterklaas moet het dit jaar zonder gezelschap doen. Opeens zie ik alleen nog maar afbeeldingen van de Sint alleen en de cadeautjes. Zijn hulpje is vrijwel nergens meer te bekennen. Ik verbaas mezelf er over dat ik in deze column niet eens de naam van het knechtje durf te noemen. Ik durf niet eens te zeggen dat ik het echt wel jammer vind, want dat is waarschijnlijk al fout. Eigenlijk staat 2020 niet alleen in het teken van corona, maar is het ook het jaar van de eenzame Sinterklaas.
Sinterklaas liep op de koop toe het virus op en heeft heel Nederland ook let en is het vaccin ook voor hem te laat gekomen.
Sinds de anti-etnische-discriminatie-beweging actief is, moet je je uiterst politiek-correct uitspreken. Een slip of the tongue en wordt je als rasist bestempeld. Heel goed om er op te letten of er niet mensen met een andere afkomst of met een achternaam die in de vorige eeuw nog niet in ons telefoonboek stond, worden overgeslagen of afgewezen om die reden.
Maar wat niet iedereen weet is dat er véél meer mensen gediscrimineerd worden om hun leeftijd! Niet alleen wordt het hun moeilijk gemaakt aan het werk te komen als ze eenmaal hun baan hebben verloren, maar ouderen worden ook vaak uitgelachen als ze niet bekend zijn met nieuwigheden, uitgescholden als ze aanwijzingen niet op tijd gezien hebben en zelfs geduwd als ze niet snel genoeg voortmaken in een rij.
En toen de corona-pandemie een feit was: hoeveel geld is er niet gegaan naar alle relatief jonge mensen die vanwege corona in het ziekenhuis terecht kwamen? Opeens kon er plaats voor hun gemaakt worden en stroomde de hulp van alle kanten binnen. En bij de ouderen in de verpleeghuizen? Daar werd gewoon de voordeur op slot gedaan, en iedereen die binnen was kon er in stikken. Veel bewonders overleden in eenzame opsluiting. Geen arts of verpleegkundige 24 aan je bed, zoals in het ziekenhuis, met de nieuwste geneesmiddelen en een roesje als je het benauwd had. Geen familie in wegwerpjas en mondkapje om je moed in te praten. Nee, er mochten in de verpleeghuizen geen mondkapjes gebruikt worden, want anders waren er te weinig. Te weinig voor wie? Voor de jongeren in het ziekenhuis. Eigenlijk schandalig.
En hoe meer ouderen er de komende jaren bij komen hoe meer ergernis ze zullen veroorzaken met hun rollators, hun hand op de knip vanwegen hun krappe pensioen en hun eindeloze hulpvragen. Dat wakkert disciminatie alleen maar aan. Er is in Nederland niet eens een woord voor het negatief en stereotype neerzetten van ouderen. Ageism in het Engels. Hier bestaat het gewoon, maar wordt niet benoemd noch onderkent.
Natuurlijk moeten we er voor strijden dat onze mede-Nederlanders van allogtone afkomst net zo behandeld worden als we zelf behandeld willen worden. Maar dat geldt net zo goed voor alle ouderen in onze samenleving die nog graag mee willen doen en recht hebben op dezelfde behandeling als hun jongere aardbewoner.
Ik ging er altijd van uit dat het leven even waardevol is, in welke fase het zich ook bevindt. Maar deze week kwam er een bericht naar buiten dat niet de headlines haalde: de richtlijn van de federatie van medisch specialisten voor de toepassing van triage bij overlopen van de zorg tijdens deze coronacrisis.
Dat houd dus in dat, als er in deze tweede en straks derde coronagolf zoveel patiënten binnenstromen, dat er bedden te kort zijn, dan mag je: …nee, niet selecteren op etnische afkomst; stel je voor?! En nee, je mag geen voorrang geven aan mensen die geslaagd zijn in het leven of een belangrijke positie hebben in de samenleving, en nog een aantal voor hun voor de hand liggende dilemma’s zoals man/vrouw. Maar je mag wel… en daar komt het: plaats maken voor een jongere ten koste van een oudere!! En wat is het argument? Dat je, als oudere, al de kans heb gehad om meer levensfasen te doorlopen. Een jongere van 20 heeft bv mijn levensfase nog niet kunnen doorlopen en wat zou dat toch jammer zijn als hem die kans zou worden ontnomen. Echt bezopen! Het leven van een snotaap van 20 die nog niets voor de maatschappij heeft gedaan wordt openlijk belangrijker gevonden, waardevoller, zinvoller, dan mijn leven, dat gaat mijn begrip te boven. De beoordeling van de waarde van een leven wordt volgens de richtlijn ingedeeld in categorieën. Hoe ouder hoe minder gewicht in de schaal. Maar nu snap ik ook waarom er zo weinig geld naar de verpleeghuizen en ouderenzorg gaat: die patiënten daar hebben volgens de medisch ethici al genoeg levensfasen doorlopen, ’t wel eens mooi geweest!
Toen ik een half jaar geleden door kreeg dat er grote druk op ouderen werd gelegd om af te zien van ziekenhuis- of IC-opname om maar geen plek te bezetten van een jongere, én dat ouderen binnenskamers geweerd werden van de IC's moest ik huilen van ontzetting. En nu deze richtlijn voor triage van de federatie van medisch specialisten, waarin leeftijdscategorieën worden genoemd waarvan ik bang ben dat dit de discriminatie van ouderen alleen maar in de hand werkt. En waarom komt hier niemand tegen in opstand? Waarom haalt dit het nieuws niet? Hoezo vindt iedereen het vanzelfsprekend dat er op deze wijze op leeftijd gediscrimineerd mag worden?
Ik vind dat áll lives matter, maar blijkbaar geldt dit niet voor onze levens: die van de ouderen.
* * *
Lockdown
Onze keuken bevindt zich in een huisje dat er waarschijnlijk al stond in de tijd dat onze straat werd aangelegd en de huizen aan de straat werden gebouwd. Het huisje staat dwars op het hoge woonhuis. Als je voor onze voordeur staat heb je geen vermoeden dat er nóg een huisje achter zit. Jaren geleden toen wij er kwamen wonen en de boel verhuisd en verbouwd moest worden noemde we dit gedeelte het ‘Achterhuis’. De keuken heeft een grote eettafel en lage ramen die vroeger uit hebben gekeken op het water, maar nu op een blinde muur en een rij prunussen in bloei.
Hier zit ik sinds de uitbraak van COVID-19 in Nederland, 2 weken geleden, met man en kind. De vergelijking met de 2e WO mist misschien elke grond, maar ik wil hem desondanks maken. Ik zie het virus als de Nazi’s. Er komen steeds meer regels. Je mag met niet met meer dan drie personen buiten zijn. Je mag niet meer naar het strand of het park. Er wordt gehamsterd en je mag maar met een paar mensen tegelijk een winkel in. Scholen, theaters en restaurants zijn gesloten. Kinderen moeten thuis studeren zoals mijn ouders in de oorlog. De regering kondigt telkens nieuwe maatregelen aan. De ziekenhuizen liggen vol slachtoffers, elke dag komen er meer. Ze liggen in ons ziekenhuis nu zelfs op de doorgang van de OK’s, geen echte gang maar toch een gang!
Ik zie de ouderen en zwakkeren onder ons als destijds de vervolgden: de Joodse mensen en de Sinti. Vooral de kwetsbaren worden momenteel ziek en opgenomen. Ze verbergen zich nu in hun huizen en als je ze besmet, is het hetzelfde als zou je ze toen hebben verraden. Zo zie ik het. Uiteraard zijn de aantallen slachtoffers in de oorlog niet te vergelijken met het aantal door corona getroffen mensen nu, maar de angst dat je het wel eens niet zou kunnen navertellen is voor mij reëel en aldus zou de angst wel vergelijkbaar kunnen zijn.
Gisteren heb ik voor het eerst gehuild om de hele situatie. In een telefonische vergadering met onze afdeling in het ziekenhuis werd meegedeeld dat diverse behandelingen niet meer gedaan zouden worden. Geneesmiddelen beginnen langzaam op te raken en de distributie wordt nu landelijk gecoordineerd. Dat dit voor de betrokken patiënten met kanker, die in mijn beleving dan aan hun lot zouden worden overgelaten, vreselijke consequenties kon hebben vond ik verschrikkelijk. Er werd ook iets gezegd over “… mensen met een levensverwachting minder dan een jaar…” en "... afgelaste operaties voor bepaalde mensen…" Eén arts smeekte of hij niet nog één patiënt mocht laten komen voor een levensreddende behandeling. Hartverscheurend! Dit lijkt wel op de selecties in de oorlog: wie mag blijven leven en wie niet…
Net als destijds de moeder van Anne Frank haar moest uitleggen waarom ze niet meer naar school mocht en niet meer naar buiten kon, moet ik nu mijn dochter uitleggen waarom haar eindexamen niet door gaat en waarom ze niet mag afspreken met vriendinnen. Onze buurman mag niet meer bij ons komen vanwege zijn vrouw die in de zorg werkt en besmet is geraakt. Restaurants, theaters, bioscopen en cafe’s zijn gesloten, evenals pretparken en sportcentra. Ook in de oorlog wisten de mensen niet hoe lang het zou duren. Ook wist je niet hoeveel risico je kon nemen, waar je goed aan deed en waaraan juist niet.
Mijn man gaat eens in de drie dagen in z’n eentje eten halen. In de supermarkt waren de eerste dagen de schappen leeg, dat was heel luguber, maar gelukkig al geen dagelijks gezicht meer. Mijn dochter heeft zich opgegeven voor hulpdienst in het ziekenhuis. Dit zou je ook kunnen vergelijken met aanmelden voor het verzet. Het is niet zonder risico’s. Ik heb uiteraard veel liever dat ze dat niet doet. Maar ik wil het haar ook niet verbieden om het toe doen, want als alles voorbij is, wil je dan tot de lafaards horen? Wat deed jij tijdens de corona-crisis? Niks?
Zelf waag ik me niet in oorlogsgebied. Als ik ziek wordt en een IC-bed bezet hou voor iemand die per ongeluk ziek is geworden, wil ik ook niet op m’n geweten hebben. Er is trouwens niet echt iets wat ik nu zou kunnen doen waar ze iets aan hebben. Ja, mijn collegae ontlasten, maar als ik ziek wordt kan ik ze ook niet meer vanuit huis helpen. Wilhelmina kon het land beter dienen vanuit Engeland dan vanuit een gevangenis in Nederland. Je merkt wel dat ik het lastig vind. Het belang hechten aan goed en fout-zijn in de oorlog, en uberhaupt in het leven, is een erfenis van mijn ouders. Laffe en foute keuzes blijven je de rest van je leven achtervolgen leerde ik. Dit is ook in belangrijke mate afhankelijk van wat anderen er achteraf van vonden. Mensen worden nooit door zichtzelf uitgeroepen tot held, maar meestal wel tot held op sokken.
Toevallig is ter gelegenheid van 75 jaar bevrijding, een drama-programma gemaakt over hoe het zou zijn als Anne Frank geen dagboek had geschreven maar een video-opname van haar periode in het Achterhuis. Oké, oké, ik mag niet vergelijken. Wat wij hier meemaken is natuurlijk veel minder erg. Wij hebben nog vollop WC-papier en kunnen eten laten bezorgen vanuit een sterrenrestaurant. Mij hoor je niet klagen. Maar kon er maar iemand de angst bij mij weghalen.
* * *
Uit het niets
Ongeluk, zorgen en verdriet lijken altijd plotseling uit het niets in je leven te komen. Angst voor een economische crisis of terroristische aanslagen was al lang niet meer het gesprek van de dag. We hadden ons volledig gestort op onze nieuwe vijand: klimaatverandering. Fijn dat hierbij geen specifieke bevolkingsgroepen betrokken zijn waar tegen afgezet wordt, die als zondebok wordt bestempeld. In de strijd tegen het broeikaseffect zijn geen onschuldige vrouwen en kinderen die het slachtoffer worden van iets waar ze part nog deel aan hebben. Het milieu was nou net zo’n fijne zaak om voor te strijden zonder iemand te hoeven kwetsen. Bovendien verbroedert niets zo goed als een gezamenlijke vijand en leidt tevens af van alle onderlinge bonje en onvrede. Dat wisten de Grieken in de oudheid al.
Eind vorig jaar verschenen de eerste berichten over het corona-virus dat in China een epidemie veroorzaakte. Lekker ver weg. Maar met name via Italië heeft het nu ook ons land bereikt. En de reacties verschillen van paniek en massaal hamsteren van ontsmettingsdoekjes en mondkapjes tot een vrij laconieke houding. Er worden allerlei grappig bedoelde filmpjes via social media verspreid over hoe je het best een coronabesmetting kan voorkomen en hoe relaxed het is als je vanwege een besmetting je huis niet uit mag. Van verschillende kanten heb ik al gehoord dat angst voor corona onnodig is en overdreven. “Bijna alle sterfgevallen betreffen oudere of al zieke mensen”. Deze informatie geeft de overheid ter geruststelling.
Maar beste overheid, laat de groep nou net óns betreffen! Wij, de ouderen, en dan vooral die al iets onder de leden hebben, wat de meesten van ons hebben. De mortaliteit onder ons loopt op van 4% vanaf 60 jaar tot 15% bij 80+. Bij diabetes en aandoeningen aan de luchtwegen mag je daar 6-7% bij optellen. Laat ik dan ook nog in de gezondheidszorg werken wat mijn risico op zwaar ziek worden na een besmetting om te beginnen al op 15% brengt.
Als Nederland getroffen zou worden door oorlog of een ramp, dan zou ik zeker zo snel mogelijk mijn biezen pakken en naar een veilig land verhuizen. Dat had ik me heilig voorgenomen. Waarom waren mijn ouders gebleven en niet gevlucht in 1940? Ik zou het niet zo ver laten komen. Helaas is er bij een pandemie geen veilig land en ben ik genoodzaakt deze periode heelhuids door te komen. Geen handen schudden, geen felicitatie-zoenen en liever lopen dan de bus. En van het ene moment op het andere slaan mijn gedachten om in gelatenheid. Als het dan mijn tijd is, dan is het maar mijn tijd en heb ik een mooi leven achter de rug. Even later betrap ik me erop dat ik een extra rijst en pasta insla voor het geval ik thuis in quarantaine moet zitten. Voor het geval ik dan verstoken zou zijn van medische hulp, afgesloten van de buitenwereld, heb ik geprobeerd om medicijnen en ontsmettingsmiddelen in te slaan. Maar dat is niet gelukt. De schappen waren inmiddels leeg en tot twee keer toe was mijn tocht naar de apotheek te vergeefs.
Nu, dag 10 sinds de start van mijn verkoudheid en tevens terugkeer vanuit Oostenrijk, zit ik thuis vanwege een hardnekkige keelontsteking. Daarbovenop een bovenste luchtweginfectie, waarschijnlijk viraal. Mijn longen doen vreselijk pijn van het hoesten en mijn ribbenkast is beurs van het in bed liggen. Soms kan ik niet in slaap komen door het gereutel van mijn eigen ademhaling. Soms voel ik links m’n long klappen. Als ik ook nog Corona er bij oploop, vrees ik dat ik het erg zwaar zal krijgen. De bedrijfsarts adviseerde mij om niet naar het werk te komen zolang ik nog hoest. Dit om niet nog meer mensen aan te steken met gewone griep die er natuurlijk ook nog heerst.
Dag 12. Elke dag kijk ik op de kaart van het RIVM waar het virus zich bevindt. De kaart wordt rond 14:00 bijgesteld. Gisteren waren er voor het eerst minder nieuwe meldingen. Please laat het mijn huisje voorbij gaan!
In Italië is de uitbraak zo ernstig en de toestroom naar het ziekenhuis zo massaal, dat ziekenhuizen alleen nog jonge mensen op de IC opnemen. Blij toe; afschuwelijk om aan de beademing te moeten liggen op een IC. Dan ga ik nog liever gewoon…
Dag 15 inmiddels. Op vrijdag de 13e heeft de huisarts een longontsteking geconstateerd en antibiotica voorgeschreven. Mooi, heb ik die vast binnen. Mijn gelatenheid over mijn lot is nog steeds stabiel. Vluchten kan niet meer en al zou ik op een veilige plek zitten, wie helpt mij dan met mijn longontsteking? Iedereen valt over elkaar heen over het al of niet sluiten van scholen of thuisblijven van werk. Het mag blijkbaar wat mensenlevens kosten dat onze economie blijft draaien. Mijn zorgen gaan het meest uit naar de nog gezonde mensen in de ziekenhuizen, die hun leven riskeren voor het verzorgen van patiënten. De verpleegkundigen en de artsen, die vind ik pas dapper. Zolang ik hier nog loop te hoesten, mag ik niet naar mn werk, maar ben ik ook niet solidair…
Ik stel me voor dat ik op strandvakantie ben. Mijn bed is een strandbedje en ik lig onder de parasol de hele dag boekjes te lezen en thee te drinken en af en toe te doezelen. Even niets hoeven.
Mijn man is verbolgen over alle paniek en wil horen dat het een gewone griep is. “Is het niet allemaal overdreven?” We raken elkaar al dagen niet aan en ik zie, naast de 2 pakken toiletpapier die ik had gekocht, er opeens nog 2 staan.
Zojuist ging de telefoon. Het was de GGD die wil dat ik me laat testen op Corona. Ik moet me morgen melden, ergens op een parkeerplaats. Wat de uitslag ook blijkt te zijn, ik moest toch al thuis blijven en tig keer per dag m’n handen wassen etc.. En wie zegt niet dat ik overmorgen alsnog besmet raak als ik nu negatief test? Ik vrees dat het een lange zit wordt voordat deze periode voorbij is. Ik trek me nog eens uit op m'n imaginaire strandbedje. 'Gelukkig is het geen oorlog'.
Dag 26. Goed nieuws: gelukkig geen COVID-19 aangetoond.
* * *
Einstein
"Je bent net Einstein!" zegt mijn dochter als we ons 's ochtends in de badkamer verdringen voor de spiegel.
"Zo slim?", vis ik naar een complimentje.
"Nee, je haar!"
* * *
Een heel nieuw jaar vol beloftes
Vlak voor oud en nieuw doen de trendwachters hun voorspellingen voor het nieuwe jaar. Er zijn altijd trends van 't vorige jaar die niet doorzetten, zoals de opvouwbare telefoon. Of trends die telkens weer de kop opsteken, maar in de loop van het jaar weer als sneeuw voor de zon uit het straatbeeld verdwijnen, zoals plateauzolen. In de top drie van meest opvallende trends die het zeker gaan worden staan: de spraakassistent (de voorloper van de huisrobot), urban farming en als klapper op de vuurpijl: wabi sabi!
Bij de spraakassistent dacht ik altijd in eerste instantie aan voorzieningen voor slechtzienden of laaggeletterden, maar nu is het helemaal hip om voor alles en nog wat je stem te gebruiken zodat je niet meer op je computer hoeft in te loggen of met je iets te dikke vingers op je telefoon hoeft typen om iets voor elkaar te krijgen. Je kunt je smart speaker gewoon tijdens het koken of je work-out allerlei commando’s toeschreeuwen en het wordt voor je geregeld. Hartstikke handig! Want wie heeft er niet de pest in om voor elk akkefietje je leesbril op te moeten zetten omdat je zonder niks op je telefoon ziet?
Urban farming staat op de tweede plaats in de voorspellingen, maar gaat het ook echt worden. Overal in de stad worden groene plekken gemaakt en zelfs stoeptegels uitgerukt om er een stokroos of een bosje rozemarijn te planten. Niets geeft zoveel voldoening als koken met je zelfgekweekte courgettes of sperzieboontjes! En na de komst van de voedselbossen heeft ook het eetbare park zijn de opmars gemaakt. Lekker knabbelen tijdens je wandelpauze. Het groen kruipt komend jaar ook onze huizen binnen. Kaktussen op tienerkamers waren, net als in de seventies, vorig jaar al helemaal hot, maar dit jaar worden de hele binnenboel onder kamerplanten bedolven en zelfs badkamers omgetoverd tot indoor-jungles zodat je je net Tarzan en Jane bij de waterval voelt als je onder de douche staat.
Ten slotte hebben we op nummer drie: wabi sabi. Het is Japans. Wabi betekent rustieke eenvoud of ingetogen elegantie waarbij kleine onvolmaaktheden, bijvoorbeeld bij het maken ervan, het object uniek maken. Sabi staat voor de schoonheid van het doorleefde en het gebruikte dat zichtbaar is in verslijt of verloren glans. Je zou het kunnen samenvatten in ‘de schoonheid van het imperfecte’. Wabi sabi zie je in Japan met name in tuinen en woonaccessoires. Wabi sabi kennen wij eigenlijk al heel lang met de versleten spijkerbroekenmode. Niet alles hoeft mooi glanzend, nieuw of perfect te zijn. Uiteraard wel fris en schoon op z’n Japans. Het heeft ook te maken met het accepteren dat niet alles zonder krassen en deuken de tand des tijds doorstaat. De uitdrukking kan bovendien ook worden toegepast op het leven zelf! Hoe doorleefder het leven hoe mooier. Hoe meer groeven en schrammen hoe waardevoller. Kortom oud is komend jaar in!
Happy wabi sabi, happy new year!
* * *
Billen
In de eighties-hit ‘Slave to the rhythm’ citeert zangeres Grace Jones Edith Piaf: ‘Use your faults, use your defects then you're gonna be a star’. Grace had van nature een androgene uitstraling en zij vergrootte dit uit in haar optredens. Ik heb er destijds eindeloos lang over nagedacht welke fouten en gebreken ik zou kunnen omzetten in iets positiefs, maar ik heb nooit iets kunnen bedenken. Mijn recalcitrante krullen of mijn bijziendheid? Mijn korte benen soms? Welke eigenschap zou ik in het oog kunnen laten springen waardoor het als iets moois kon worden gezien? Ik had werkelijk geen idee. Naast de mini-kontjes in strakke roze en lichtblauwe leggings die indertijd in de mode waren, stak mijn volgevormde achterwerk sterk af. Nooit in mij opgekomen om die nog eens uit te vergroten en als mijn handelsmerk te bombarderen. Ik probeerde mijn billen juist te verbergen onder breedgeschouderde colbertjes of overhangende blouses, maar vroeg of laat vielen ze toch op. Bij de gymles bijvoorbeeld. Hoe vaak ik ook bad voor wat plattere, ik kreeg ze nooit. Smeken om het schoonheidsideaal te laten veranderen in rond en volumneus, zoals in de tijd van Rubens, leek mij een gebed zonder einde.
Maar hoera! Ten lange leste zijn mijn gebeden verhoord. Het is nu ‘me and my behind’-time! Overal mogen billen nu worden getoond, geroemd en getraind. Hoe boller hoe beter. Wie had dat nou gedacht? Schaatster Jutta Leerdam is door For Him Magazine gekozen tot mooiste sportvrouw van 2019 en waarom? Vanwege haar billen! En inderdaad ze mogen gezien worden. In de zomer viel mij de kentering in badkleding al op: van billenbedekkende bikinibroekjes naar hoog uitgesneden badpakken met een even smalle achterkant als de voorkant. Nu is het aan de platkonters om gefrustreerd door de glossy’s te bladeren.
Ook onze sportschoollerares, die als invalkracht wekelijks vanuit Amsterdam komt lesgeven, deelt met ons alles op het gebied van de nieuwste trends op dit gebied, zoals booty-bodyshaping: BBB of te wel: Billen-Benen-Buik. Elk zichzelf respecteerd workoutcenter heeft een BBB-programma op hun menukaart staan, want dikke ronde billen zijn een absolute must have. Je kunt ook thuis filmpjes kijken en met je bips voor je labtop zwaaien. Maar vind je bil-training te vermoeiend dan zijn er ook drastischere maatregelen te nemen. Dat er tegenwoordig bijna geen privékliniek is die geen bilvergrotingen uitvoert, al dan niet met bil-implantaten of via lipofilling met vet uit je buik of benen, daar wil ik het eigenlijk helemaal niet over hebben. Ik schaam mij namelijk diep voor mijn generatie die dit soort monstrueuze ingrepen in ons land tolereert. Veel onschuldiger is het ruim smeren met XXL Butt Booster Crème of je bilspieren verstevigen met een elektrische billentrainer. Helemaal snel klaar ben je met de Secret Billen-lift-boxer met powernet-compressie, dit is eigenlijk een soort push-up-BH maar dan voor je billen, gemakkelijker kan het niet!
Gelukkig heb ik dit alles niet nodig. Zoals sommige meiden in mijn jeugd gezegend waren met een smal bipsje, ben ik nu helemaal hot met mijn uitstekende achterwerk. Geen ingesnoerd onderlijf meer in een veel te strakke broek of corrigerende broekjes onder mijn jurken. Nee, gewoon naar m’n werk in een high waisted spijkerrokje met opgenaaide zakken onder een getailleerd bloesje of T-shirt. Mijn booty mag eindelijk gezien worden. Dus platbillers: eat your heart out!
* * *
Dag Sinterklaasje
Met Johan, onze klusjesman, zit ik ’s ochtends aan de keukentafel. Hij schudt zijn hoofd. Normaliter zou hij al van zijn pensioen aan het genieten zijn, ware het niet dat er nog veel extra inkomsten nodig zijn. December is op zich al een dure maand. Al roerend in zijn koffie ageert hij tegen de ophef rond Zwarte Piet, die zelfs het voetbalveld heeft bereikt. “Dat komt alleen maar door dat zwarte-pieten-verhaal, dat ze nu vanaf de tribune bepaalde spelers uitschelden; anders was het niet gebeurd!” Dat er al tijden lang te pas en te onpas met bananen naar voetbalspelers wordt gegooid, wuift hij naar het verleden. “Vorige week zijn er tijdens de Sinterklaasintocht mensen opgepakt omdat ze zwart geschminkt waren!” roept hij verontwaardigd. Bleek dat je alleen met zwarte vegen op je wang had mogen verschijnen. “Ze hebben ’t voor elkaar hoor! Mijn buurman is er mee opgehouden. Heeft jarenlang voor Zwarte Piet gespeeld. Maar nu hij alleen maar Roetveegpiet mag zijn, hoeft t niet meer voor hem.” Het leuke ook van Zwarte Piet-spelen is natuurlijk dat je niet herkend wordt met een zwart gezicht en in die rol is het goed dollen met iedereen en lekker gek doen, want ze weten toch niet wie je bent! “Nee, voor hem is de lol eraf”. Ik moest er opeens aan denken dat in het Zwartepietenspel, een kaartspel uit de jaren '60, de zwarte piet ook een jongetje was, die vol roet zat en een schoorsteenpijn schoonmaakte. Johan is als stadsschoffie opgegroeid in een echte volksbuurt, waar ze het verre van breed hadden. Zijn ouders waren op een geven moment gescheiden. “Maar toen mijn vader nog thuis was, had hij een Sinterklaas geregeld. Wij, m’n zussen, m’n broertje en ik, zaten allemaal vol verwachting op de bank. We hadden al meer dan twintig liedjes gezongen en de Sint was nog niet in aantocht. Toen had nog niet iedereen een telefoon en wij ook niet. Er was wel een telefooncel aan het eind van de straat. Daar ging mijn vader naar toe om te bellen waar Sinterklaas toch bleef. De Sint had natuurlijk flink lopen drinken en was overal blijven hangen waar hij een glaasje kreeg. Even later komt m'n vader opgetogen binnen. Ik weet niet wat hij tegen hem gezegd heeft, maar binnen een kwartier stonden Sinterklaas en Pieterbaas voor de deur. Veel kan ik me van het bezoekje niet meer herinneren, alleen weet ik wel dat het de laatste keer was geweest dat hij kwam, want toen mijn vader de Sint na afloop wilde betalen voor z’n komst, wat dacht je wat?... Had ie in die telefooncel - want daar moesten van die muntjes in het toestel - jawel!: z’n zijn volle december-portemonnee laten liggen… Dat zal ik nooit vergeten!” Johan blijft even stil en ik ook. De jaren daarna is de Sint niet meer bij Johan thuis gevraagd tot groot verdriet van het jongste broertje. Zus Joke bedacht dat ze dan zichzelf maar zwart zou maken, met een muts en een zak pepernoten en zodoende het broertje zou verrassen. Maar toen ze de huiskamer binnenstapte gilde het jochie meteen: “Hé da’s Joke! Joke is verkleed als Zwarte Piet!” Je kunt je het vervolg wel voorstellen: een huilende Joke op haar bed, de dikke zwarte tranen op haar kussensloop vallen.
Natuurlijk was ik vroeger ook altijd vol verwachting op Sinterklaasavond. Maar de spanning werd nog eens opgevoerd doordat er altijd wel weer een kind ging huilen of een ouder kwaad werd omdat het feest niet zo gevierd werd als het zou moeten. Wanneer de hond een chocolade Pietje bemachtigd had en al kwijlend op het zilverpapier kauwde terwijl moeder tevergeefs de restjes uit z’n bek probeerde te halen, want chocola is heel slecht voor honden. Als het pootje van het zo juist-gekregen cowboypaard afbrak en je zus er van je vader van langs kreeg; als de oudste de mooiste cadeaus kreeg omdat ze zo’n uitgesproken smaak had en jij maar enkele dingen van je verlanglijstje omdat de meeste dingen die je er opgezet had, niet realistisch bleken te zijn, of gewoon te ordinair.
Tegen de tijd dat onze kinderen te oud waren voor het ouderwetse schoentje zetten, gingen we surprises maken en de nodige loodjes trekken. Het trekken ging uiteraard niet altijd even eerlijk. Loodjes terugleggen mag als je jezelf getrokken hebt óf als je dezelfde persoon hebt als vorig jaar. Maar natuurlijk leg je ook wel eens stiekem terug als je iemand hebt getrokken waarvoor je bij God niet weet wat je daarvoor zou moeten maken. Daarna volgen het maken van de surprise, de cadeaus kopen en het gedicht schrijven, wat de stress in diverse huishoudens tot het kookpunt doet oplopen. Op pakjesavond rennen mensen van hot naar her met cadeautjes, knutselspullen en rollen sinterklaaspapier, winkel in winkel uit om nog op tijd hun surprise af te krijgen. De ambities blijken meestal hoger dan de knutselcapaciteit toelaat en alle printers van Nederland lijken collectief dienst te weigeren op Sinterklaasavond.
Op de lagere school, kreeg ik steevast een lelijkere surprise dan die ik zelf gemaakt had. Maar de surprises die ik later kreeg van de vrienden waarmee we het vierden daarentegen waren boven verwachting! Ook de gedichten gaven blijk van oprechte genegenheid. Iedereen ging tenslotte met een waar kunststukje naar huis. Toen onze kinderen drukke uithuizige studenten werden kwam er een eind aan deze traditie en hiermee dus ook aan de surprise-stress. De jongvolwassenen willen nog wel graag hun schoen zetten en de Sint is zeker de beroerdste niet. Sterker nog, ik vond Sinterklaas (op onze lieve Heer na) altijd de meest integere man die er bestond. Je kon hem nooit betrappen op een sneer of geniepig gedrag. De naïviteit van een oprecht persoon straalde van hem af. Oh wat hoopte ik dat ik ooit mee genomen zou worden in de zak naar Spanje en bij Sinterklaas zou mogen wonen. Daarom maak ik op 6 december altijd deze grap tegen mijn minst geliefde collega: “He, wat doe jij hier? Zat jij niet in Spanje?”.
Tegenwoordig klopt mijn hartje niet meer zo snel voor het Sinterklaasfeest en alles wat er bij komt kijken. Ik laat het lekker aan me voorbij gaan totdat de Sint weer geruisloos het land heeft verlaten, zoals elk jaar.
* * *
Vakantiegevoel
Alle kinderen zijn het huis uit. Niet voor goed, maar toch. Vanochtend hebben we de jongste op het vliegtuig gezet; de anderen zijn zelf vertrokken. Hèhè, een paar weken niet zorgen, even geen problemen oplossen. Hoewel ik gewoon moet werken, ben ik eigenlijk ook een beetje in de vakantiestemming. Lekker genieten van de stilte.
Maar net als ik, na een miniwasje, met m’n favoriete tijdschrift op de bank plof, gaat de telefoon: “Mam, …”
* * *
Stopwoordallergie
Misschien is er wel een mooie Latijnse naam voor overgevoeligheid voor stopwoordgebruik. Voor mensen die bijna alleen maar in gemeenplaatsen praten, die elke discussie afkappen met dooddoeners of louter hippe woordclichés gebruiken. ‘Komt goed’ is al een tijdje in en nu is ‘snap ik’ de nieuwe taaltrend, met name voor types die empathisch over willen komen. ‘Ik was zo boos toen de bus voor m’n neus wegreed’. ‘Ja, snap ik!’ Ook verkleinwoordjes gebruiken om de situatie Facebook-proof te laten lijken. 'We wonen hier echt héérlijk in het souterrain, maar dat de WC overstroomt bij elke hoosbui omdat het riool overbelast raakt, is nog even een dingetje…'
We hebben een tijdje op kantoor een pot gehad waarin een 10 cent penalty voor het uitspreken van de woorden ‘zeg maar’ moest worden gestort. Onze werkdag bestaat hoofdzakelijk uit het geven van advies, liefst zo exact mogelijk en niet ongeveer of zo’n beetje. De vage toevoeging ‘zeg maar’ in een zin geeft aan dat je enigszins terughoudend bent in de stelligheid waarmee je een bewering doet en dat is nou net wat we niet willen overbrengen ‘met z’n allen’. De aannemer die onze verbouwing leidde wist het doneren in de Zeg-maar-pot te omzeilen, want in plaats van te pas en te onpas ‘zeg maar’ te gebruiken, verpakte hij zijn voorstellen voorzichtig in door elke zin met ‘gek gezegd’… te beginnen én te eindigen. Wel origineel en heel grappig. Maar eigenlijk is dit een soort vals spelen, zeg maar.
Waar ik me ook vreselijk over opwind is het klakkeloos overnemen van modewoorden met name door medewerkers iets hoger in de afdelingshiërarchie, die dan met termen strooien als ‘ruis op de lijn’ als opdrachten gewoon niet goed opgevolgd worden en ‘cascaderen’ als je de oplossing van buiten de afdeling moet zoeken. Waarom noem je het beestje niet gewoon bij de naam! Dit specifieke woordgebruik is vast op een cursus geleerd en vervolgens nemen ze het van elkaar over. Kijk mij eens goed bezig: ik gebruik jou stopwoord! Jeuk krijg ik er van.
Zo heeft ons afdelingshoofd de neiging om in elk betoog ettelijke keren ‘ik vind oprecht…’ te zeggen. Nu is dit een prachtig woord dat terecht een revival doormaakt, maar de veelvuldigheid waarmee hij het in vergaderingen zegt geeft mij het onbestemde gevoel dat hij zich daarbuiten niet altijd even eerlijk uitspreekt. Hoe kun je trouwens iets niét oprecht vinden?
Waarom trek ik me bepaald taalgebruik zo aan? Zoals ‘Ik ga je zien!’ in plaats van ‘See you!’ uit t Engels, dat opeens her en der opduikt. Waar ik waarschijnlijk overgevoelig voor ben is het elkaar achterna lopen, want dat heeft iets lafs en bovendien iets griezeligs. Mensen die zo makkelijk met elke woordwind meewaaien, in welke situaties zullen ze dan nog meer klakkeloos volgen?
Naast me ergeren, kan ik ook intens genieten van taal en heb ik mateloze bewondering voor mensen die met woorden kunnen goochelen. Bovendien ben ik dol op woordgrappen. Wie hangt er nou niet aan de lippen van een origineel en erudiet persoon? Ergo… (een prachtig woord dat wat mij betreft dan weer wél wat vaker gebruikt zou mogen worden).
* * *
Incontinentiestrijd
Hoor je nog wel eens iemand in je omgeving zeggen: “Ik deed het in m’n broek van het lachen?”. Nee hè? Komt zeker te dicht bij? Ik weet niet meer precies wanneer het bij mij begon. Al zeker een paar jaar geleden, toen mijn vriendin en ik vreselijk de slappe lach hadden terwijl we met onze zelfgemaakte werkjes van een knutselavond naar huis liepen. Thuisgekomen belden we elkaar op om te bekennen dat we de hele boel uit hadden kunnen wringen. Vervolgens bij het hardlopen, bij springen op de trampoline… Maar ook gewoon tijdens een lange wandeling op een koude dag hou ik het tegenwoordig niet meer droog. Nooit meer zonder inlegvel naar de gym.
Om incontinentie uit de taboesfeer te halen heeft de Continentie Stichting Nederland 21 september als Nationale Plasdag uitgeroepen. Dit moet hoognodig! Want je plas niet op kunnen houden kan tot uitsluiting van deelname aan het gewone leven leiden en uiteindelijk resulteren in isolement en eenzaamheid. Dat willen toch niet met z'n allen? De drempel om hulp te zoeken voor dit probleem moet veel lager worden. Ook zouden incontinento’s recht moeten hebben op voldoende toiletten in winkelcentra en uitgaansgelegenheden zodat ze deze plaatsen niet meer hoeven te mijden. Broekplassen moet eigenlijk net zo gewoon worden als ongesteld zijn.
Waar maatschappelijke thema’s aangepakt worden ruikt de commercie een kans en laat zien dat paraderen in een bakpakje tijdens het carnaval van Rio, al lekkend in je luier, tegenwoordig prima kan: je bent zestig wat houd je tegen? Zij adverteert zelfs met dertigers die een light-versie van hun incontinentiemateriaal aanprijzen; je kan er niet vroeg genoeg aan wennen!
Onzin al die dure inlegkruisjes en milieuvervuilende plas- tic matjes om te voorkomen dat je bij elke onverwachtse beweging of niesbui de lauwe thee voelt lopen, roept de bekkenbodembrigade. Gewoon een kwestie van niet aan toegeven! Bijna 80% wordt klachtenvrij met 15 minuten oefenen per dag. Maar het is wel een opgave hoor en nog niet zo makkelijk ook. Ik krijg er helemaal blaaskriebel en kippenvel van. Toch vind ik het wel het proberen waard. Je kunt er niet vroeg genoeg mee beginnen! Wist je dat er serieus een app bestaat die je kan helpen ‘Oeps-momentjes’ te voorkomen, door je op gezette tijden te herinneren aan je BB?
Eerst maar eens ‘droog te oefenen’ had ik besloten, maar swipe toch nog even langs allerlei hulpmiddelen die te koop zijn om je bekenbodemspieren nog meer te versterken, variërend van eenvoudige balletjes tot hele elektrische apparaten die nadat ze zijn ingebracht verbonden zijn met je telefoon. Sommigen beloven je meer dan alleen je incontinentie verbeteren...
En zo komt wéér een aanvulling op het arsenaal aan dagelijkse rituelen dat de laatste jaren al was uitgebreid met tandenstoken bovenop het flossen, twee keer per dag pillen en een half uur intensief bewegen. Jawel : 3 keer per dag een setje bekkenbodemoefeneningen. What’s next?
* * *
Curlingmoeder
Het is vast van alle tijden dat ouders hun uiterste best doen om voor hun kinderen van alles te regelen. Dan kunnen ze lekker genieten van hun jeugd, later krijgen ze nog stress genoeg. Of ouders willen ervoor zorgen dat hun kinderen geen kansen mislopen, zoals ze zelf wellicht kansen hebben gemist (of hebben laten liggen!) omdat ze nét niet dat zetje hebben gekregen en nét niet die helpende hand om uiteindelijk op de volgende tree van de maatschappelijke ladder te komen. Er zijn ook ouders die vooral hun kind voor van alles en nog wat willen beschermen, want hun tere zieltje zou allerlei ellende niet kunnen verdragen en de gedachte alleen al zou een trauma opleveren. “Nee hoor, ik waarschuw mijn kinderen niet voor kinderlokkers, daar worden ze maar bang van” Hou ze vooral naïef! Ten slotte heb je nog de prinsjes en prinsesjes wiens ouders menen dat hun kinderen recht hebben op geluk. Dus als je een keer pech hebt, dan moet je je gelukt opeisen, al kost het je je goede reputatie. “Onze Chelsey rijdt nu al voor de tweede keer deze maand op die bokkige pony, terwijl ze nog geen één keer op Silver Star heeft gemogen, dat vindt u zelf toch ook niet eerlijk?”
Mijn omgeving denkt dat ik het heb uitgevonden, maar de term curlingouder is bedacht door de Deense psycholoog Bent Hougaard, doelend op ouders die overmatig beschermend zijn en alle obstakels voor hun kind willen wegnemen. Daartegenover staan de ouders die vinden dat kinderen hun neus moeten stoten anders leren ze niks en komen ze zichzelf tegen in de grote-mensen-maatschappij, én de ouders die er prat op gaan dat hun liefdevolle verwaarlozing evenwichtige en zelfstandige kinderen voortbrengt.
Curlingouders passen precies in het huidige tijdsbeeld, waarin gedacht wordt dat het leven maakbaar is. De meer spirituele medemens zal beweren dat er uiteindelijk altijd wel iets goeds op je pad komt, die gelooft in een happy ending. Wat dat betreft ben ik wat fatalistischer; ik denk namelijk dat pech overal op de loer ligt. En wat is er dan fijner dan dat er iemand je een helpende hand biedt? Zoals de goede fee uit Assepoester, die te hulp schoot op het moment dat alles hopeloos leek.
Maar is het zo dat mensen die als kind overal mee geholpen zijn, nooit zelfstandig zijn geworden? Dat ze niet weten hoe ze zichzelf uit de modder moeten te trekken? Heeft het bemoederen desastreuze gevolgen gehad voor hun latere leven? Geen idee! Maar wat ik wel weet is dat in de grote boze wereld mensen elkaar echt wel helpen. Hoor ik mijn collega zeggen: “Tja, dan moet je op de blaren zitten…”, als ik m’n pen en de notulen vergeet mee te nemen naar de stafvergadering, waar ik ook nog eens te laat binnenkom? Nee natuurlijk niet! Van links krijg ik dan snel een pen aangereikt en mag ik met de buurman rechts meekijken op zijn blaadje (mits ik een paar keer ‘sorry-sorry-sorry’ mompel).
Eens: van fouten maken leer je, zoals je er van leert als je een ei probeert te koken in de magnetron. Maar van pech wordt je cynisch en inert. Je durft geen stap buiten de gebaande paden te zetten want op een vangnet als het misgaat hoef je niet te rekenen. Tegenspoed, teleurstelling en verslagenheid horen bij het leven, maar kan het echt zo veel kwaad als je je kind laat weten dat je intens meeleeft en altijd bereid bent te helpen zoeken naar een oplossing?
Niet voor niets propageert dokter Sophy, de beroemdste kinderpsychiater van Amerika, ‘Side by Side’. Vraag liever: ‘wat heb je van mij als ouder nodig om je doel te bereiken?’ in plaats van: ‘Je moet beter naar mij luisteren’ of ‘Zoek het uit!’ De enigen die hun succes te danken hebben aan te weinig aandacht in hun jeugd zijn kunstenaars en criminelen. Ik betwijfel het of het wetenschappelijk is aangetoond dat kinderen die alles alleen hebben moeten doen het verder schoppen dan kinderen die over het paard getild zijn.
Onze eigen Hollandse Annette Heffels, psychologe en columniste, is ook een rasechte curlingmoeder, streng doch rechtvaardig voor haar patiënten, maar waar het om haar kinderen gaat, wil ze het geluk graag een duwtje in de goede richting geven. Van het maken van hele schoolwerkstukken voor dochterlief tot het pamperen van haar bijna afgestudeerde zoon voor een belangrijk tentamen. Om er voor te zorgen dat ook andere ouders hun kinderen op de juiste manier helpen met hun schoolcarrière citeert Annette uitgebreid Anna Williamson, schrijfster van het boek ‘Breaking Mum and Dad’ over stress bij ouders van scholieren. Hier volgen een aantal geboden: reageer niet te bezorgd, want het kind ziet dit als ‘geen vertrouwen in hem hebben’. Maar doe ook niet te laconiek of bagatelliseer zijn situatie niet, dan heeft hij óf het idee dat het allemaal niet belangrijk is óf dat het jou niets kan schelen, kortom: desinteresse. Opgeruimd roepen: “Komt goed!” is uit den boze (en trouwens nergens op gebaseerd, want je kind kan ook pech hebben en dan komt het dus helemaal niet automatisch goed; waar sta je dan met je mooie praatjes?). Geef geen commentaar of advies, maar ga in op een concrete hulpvraag. Als kinderen geen hulp willen, spreek dan je waardering uit voor hun geploeter en bied ze iets lekkers aan. Zeg niet: “Als je je best maar doet!”, maar: “Ik weet dat je je best doet!” deze kleine nuance schijnt bij een kind het verschil te kunnen maken tussen: ‘laat maar zitten’ en ‘vanaf nu een tandje harder’. Je moet ook vooral geen telefoons innemen of huisarrest instellen, maar dat zou ik als de aller-liefste-moeder-van-de-wereld uiteraard never doen.
Ziekmelden zodat er nog even langer voor een proefwerk geleerd kan worden, rijden als het regent, vergeten gymspullen nabrengen, frans boekje samenvatten, helpen met verslagen om precies 2 voor twaalf (ik overdrijf het was 3 voor twaalf) de deadline voor inleveren te halen want daarna verdween de uploadbutton op de site, plaatjes downloaden voor een spreekbeurt, bronnen zoeken voor een essay… ik geef het toe, ik heb het allemaal voor mijn bloedjes gedaan. En worden het nu slampampers? Zonder incasseringsvermogen, verstoken van enige vorm van zelfredzaamheid, eigenschappen die ze in het ‘echte’ leven zo hard nodig hebben?
Ik ga er vanuit dat het ook van alle tijden is dat kinderen uiteindelijk hun ouders de schuld geven van alles wat er in hun volwassen leven mis gaat. Maar die zogenaamde millenials, zelfingenomen en met hun te hoge verwachtingen van de huidige faciliterende technische mogelijkheden, die wij gecreëerd zouden hebben blijken gelukkig niet te bestaan. Generatie Y onderscheidt zich misschien wel van de onze op een positieve manier: door hun idealisme en hun flexibiliteit. Nou daar kunnen we alleen maar trots op zijn, wij curlingmoeders. Benieuwd hoe het generatie Z zal vergaan. Die hebben dan zeker weer last van overactieve curlingoma’s!
* * *
Meer dan 70 jaar vrijheid.
We hebben een paar jaar geleden allebei een nieuwe fiets gekocht. Al maanden had ik niet meer gefietst en toen we ietsjes onwennig slingerend de straat uit en de dijk opreden, voelde ik me net opa en oma die een eindje gaan fietsen.
Onze grootouders hebben die tijd nog meegemaakt dat uberhaubt het hebben van een fiets iets heel bijzonders was. De tijd dat je werd aangehouden en je fiets in moest leveren. Dat je om onduidelijke reden kon worden opgepakt. In geen enkele oorlog ben je vrij, geldt de noodtoestand, worden mannen beschoten en vrouwen verkracht. Of ze laten je wegrotten in een kamp of gevangenis, je afvragend of er daarbuiten nog redelijkheid bestaat. Meer dan zeventig jaar vrijheid. Bij de dodenherdenking in onze stad komen elk jaar meer mensen, meer ouderen en meer jongeren. Ook de afgelopen keer. De stille tocht van de kerk naar het oorlogsmonument leek wel een protestmars. Protest tegen al het oorlogsgeweld in de wereld en tegen de dreiging van extremisten die onmenselijkheid als enige oplossing zien om hun ideale samenleving te bereiken. Ze onthoofden de ongelovigen en sluiten diens dochters op om als sexslavinnen de zonen van Allah te dienen. Die complete willekeur waarmee er met mensenlevens wordt omgegaan maakt een oorlog zo afschrikwekkend, alsof er aan de kant van de vijand totale gewetenloosheid bestaat. Of is het alleen maar angst en wanhoop die tot vreselijke daden aanzet?
Onze ouders vertelden best vaak over de oorlog. Met name toe ik klein was en we zondags naar Limburg reden, naar opa en oma, waar we voorbij kapotte huizen reden en er her en der nog betonnen bunkers in de omgeploegde akkers stonden. In de keuken van oma wees mijn vader de granaatinslagen op de tegelmuur boven het fornuis aan. Bij mijn ouders leefden we in de sixties, bij mijn grootouders was de tijd in 1945 stil blijven staan en alles om hun heen leek vooroorlogs. Mijn opa bleek in de oorlog erg bang geweest te zijn en zelfs depressief. Mijn vader, die natuurlijk een jonge held was, had hier desondanks geen oordeel over: "Nee, ik vond hem niet laf of zo, zo was hij nou eenmaal". Oma had mijn vader aan het eind van de oorlog gevraagd of hij niet beter binnen kon blijven in plaats van met gevaar voor eigen leven, gewonden van het slagveld bij de Maas te halen. “Die andere mensen doen dat toch ook niet?” riep ze hem verontwaardigd toe als hij ondanks het luchtalarm het huis uitging. Ze gingen met z’n tweeën, twee jongens, met een kar met een pony het gevaar tegemoet. Ook was hij bijna opgepakt om in Duitsland te gaan werken, maar hij ruilde een tabakspijp voor zijn vrijheid. ‘Een goede Duitser’, zei mijn vader over de soldaat die hem had laten lopen. ‘Vast’, hoonde mijn moeder dan. Mijn vader heeft een medaille gekregen voor zijn Rode Kruis werk. Aan het eind van zijn leven kwam de oorlog nog vaak naar boven. In dagdromen en tijdens verwarde perioden. Dan dacht hij dat de Joodse onderduikers die ze in het plaatselijk ziekenhuis hadden verborgen, tijdens de vele razia’s, werden ontdekt. Hij had ook een pistool ergens moeten verstoppen voor mensen van het verzet, en op een keer had hij dat meegenomen bij het ophalen van gewonden vlak bij het front. Hij zou toen hebben geschoten in de mist, maar niet wist of hij iemand geraakt had. Hij vertelde dit ooit met horten en stoten alsof hij de waarheid wel wilde vertellen, maar niet durfde. “Had je die persoon geraakt?” vroeg ik hem. “Dat weet ik niet!” schreeuwde hij toen, “Dat kon ik niet zien!” Hij zat er dus na al die jaren nog steeds mee. Er is nog een dagboekje van hem over de oorlog waarin wellicht de details hierover staan, maar dat is naar het bureau voor oorlogsdocumentatie in Den Haag gegaan geloof ik.
Het was juist de vrijheid die mijn vader in de oorlog had ervaren, de vrijheid om zijn eigen keuzes te maken, om zijn eigen leven in de waagschaal te stellen in het spannende tieneravontuur waarin hij zelf de hoofdrol speelde. Hij moet gedacht hebben dat hij onoverwinnelijk was, toen hij onder het granaatvuur maar niet geraakt werd.
Hoe anders was het voor mijn moeder die gedwongen werd om in een vrouwenkamp aan de andere kant van de wereld voor haar zusje en haar kwakkelende moeder de kooltjes uit het vuur te halen, te werken op het land en te buigen voor de Jappen die zo lelijk waren dat je ogen er pijn van deden… De ouders van mijn moeder hadden namelijk besloten niet te buigen. En wat was hun beloning voor hun vaderlandsliefde? Iedereen die niet voor de nieuwe machthebbers tekende werd geïnterneerd. Nooit had mijn moeder durven dromen dat een jarenlange hel het gevolg was van hun ’moedige’ keuze voor Holland. En niemand kwam hen te hulp. Nooit zou ze die beslissing weer nemen, vertelde ze, liever was ze een lafaard buiten het kamp geweest dan weg te hebben moeten teren achter het prikkeldraad. De mensen die zo uit de handen van de Japanners wisten te blijven zijn hier na de oorlog verder nooit op aangekeken, heel anders dan het hier in Nederland de NSB-ers is vergaan. Mijn moeder moest zwoegen onder de ogen van sadistische Koreaanse bewakers. Deze mensen hebben haar jeugd afgepakt, een onbezorgde jeugd die anders bol gestaan zou hebben met uitjes, dansen, zwemmen en feestjes. Het hadden haar beste jaren moeten zijn.
Voor mijn vader was de oorlog misschien de mooiste tijd uit zijn leven. Hij heeft het een paar jaar geleden toegegeven. Hij ging niet meer naar school, die was gesloten, niemand zei hem wat hij moest doen, hij hoefde alleen zijn woest kloppende jongenshart te volgen en het weidse landschap in Limburg in te trekken. Mijn moeder had juist geen enkele vrijheid, moest alles doen van iedereen, van de onderdrukkers, van de kampleiding, voor haar moeder die zwak en ziek was, voor haar jongere zus. Geen enkele keuzevrijheid, niet de vrijheid om voldoende te eten, om niet ziek te worden. Je kon niet eens kiezen om in leven te blijven. Je kon nergens naar toe. En het paradijsje waarin ze voor de oorlog leefde smolt langzaam weg tot een herinnering aan een zonnige dag. Na de oorlog moest mijn moeder weer vluchten voor haar leven, toen ze beschoten werd door inlanders die zich in hun woning hadden verschanst. Vrijheid is voor haar dus zo essentieel geworden. Nooit meer oorlog, nooit meer honger. Met als gevolg: een kelder vol blikjes ravioli en witte bonen in tomatensaus, en een vrieskist vol vlees, groeten en ijsjes. Mijn moeder verwijt mijn vader dat hij niet weet waar hij over praat als hij het over de schaarste in de oorlog had. "Wij aten sprinkhanen!" riep ze dan, "Honger? Wat weet jij daarvan?" Nee, dat wist mijn vader inderdaad niet. Zijn ouders hadden aan het einde van de oorlog nog zelfs een varkentje dat ze in de kelder verborgen hielden en schillen voerden. Toen het te veel in de gaten begon te lopen hebben ze het maar geslacht en opgegeten.
Mijn moeder was gelukkig niet door de bezetter misbruikt. “Afgezien van het feit dat ik daarvoor veel te mager was, hadden twee zusjes, die Japans recht bestudeerd hadden, de leiding van het kamp gewezen op het feit dat meisjes gebruiken een oorlogsmisdaad zou zijn en ze dat zouden melden bij de hoogste leiding (misschien wel aan de keizer).” Dus in hun kamp geen ‘troostmeisjes’.
Wat mijn vader en moeder gemeen hebben is dat ze iets wezenlijks in de oorlog hebben achtergelaten. Mijn vader was, net als koningin Wilhelmina, zeer teleurgesteld in het naoorlogse Nederland. Geen enkele saamhorigheid meer, geen plek meer voor helden of heldhaftigheid. Nederland was weer verworden tot een slappe, laffe, zelfzuchtige, verdeelde boel. Mijn moeder daar en tegen zou na de oorlog nooit meer klagen, want wat er ook gebeurde, in het kamp was het altijd erger geweest. Wat kon ze genieten van kleine dingen en onbezorgd haar schouders ophalen bij tegenslagen. Hoe groot was de teleurstelling en ontzetting toen ze, even voor ze met pensioen zou gaan, plotseling met een halfzijdige verlamming in een rolstoel bij huize Hoensbroek in Limburg werd afgeleverd. “Het kan dus echt nog erger: zelf niet uit bed kunnen of gevangen in een rolstoel en niet weg kunnen lopen. Onder bevelen het dagprogramma vol angst en pijn moeten doorstaan en niemand die je helpt.” Toen ik haar tijdens een bezoek in het zwembad zag spartelen en naar adem zag happen omdat ze nauwelijks haar hoofd boven het water wist te houden, terwijl de trainer haar liet begaan, omdat dit haar zelfredzaamheid zou bevorderen, had ik het zelfs te kwaad. In het kamp had ze tenminste nog de vrijheid gehad om een eindje te lopen, om zich zelf te wassen en zo goed en zo kwaad als het kon wat eten bij elkaar te scharrelen. In het revalidatiecentrum was ze totaal afhankelijk, voor alles; helemaal overgeleverd aan de grillen van het verzorgend personeel, die haar in het Limburgs van alles toeriepen. Ze klaagde over eenzame slapeloze nachten, pijn, krampen en altijd de angst om te vallen… nee, Hoensbroek was nog erger dan het kamp. Op een middag was ze met een medepatiënt, Jan, stiekem weggerold achter de struiken tijdens een verplichte sportdag. Voor haar een grote overwinning op het strenge regiem in de instelling. Lekker ontsnapt! Vrijheid!
Wat is vrijheid nu? Mijn moeder vond dat ik helemaal niet zulke grote ambities hoefde te hebben en mezelf niet moest kwellen en afpeigeren in het leven, want zo lang er geen oorlog was, kon je beter genieten.
De betekenis van vrijheid is voor mij zeker beïnvloed door mijn moeder, namelijk altijd je eigen keuzes kunnen maken. Ik besefte dat je hier ook voldoende middelen voor moest hebben. Van jongs af aan heb ik gewerkt, gestudeerd en gespaard met de bedoeling om nooit afhankelijk te hoeven zijn van wie dan ook. Ik wilde altijd in de gelegenheid zijn om ‘weg’ te kunnen. Weg van een baan waarin ik mogelijk gevangen zou te komen te zitten, weg van een man die je dagen tot een nachtmerrie zouden kunnen maken, weg uit een verstikkend huis of uit een buurt waar ze je liever zien gaan dan komen. En tenslotte weg te kunnen uit een land zodra er oorlog komt.
Maar in deze tijd van dreigend extremisme is vrijheid voor mij ook dat mijn dochters met hun lange wapperende haren over de dijk naar school kunnen fietsen en zoveel verschillende vrienden en vriendinnen kunnen hebben als ze willen. Dat ze straks bij de komende verkiezingen mogen gaan stemmen op wie ze maar willen. Nou, niet helemaal op wie ze willen… natuurlijk wel op een vrouw!
* * *
Hoe gaat ‘t? Beter?
Het gaat de laatste tijd nergens anders meer over, heb ik het idee. Elk praatje bij de bakker of de slager lijkt wel een wachtkamergesprek bij de dokter.
“Hé, hoe’st nou?” vroeg ik vorige week vrolijk aan de achterbuurvrouw. “Nou, niet best… ik moest maandag terug naar de tandarts, ik had zo’n wang!” Het bleek een gecompliceerde wortelkanaalbehandeling waarbij een sliertje zenuwweefsel was achtergebleven, met een enorme ontsteking tot gevolg. “En die bobbel op m’n schildklier, daar moet ik ook nog een keer naar laten kijken. Zou het iets ergs zijn?” Er was inderdaad een vreemde zwelling te zien in haar hals. Ik had geen idee, ik ben geen dokter. Even later een bekende op een terrasje: “Ja slecht nieuws… mijn vader heeft prostaatkanker. Uitgezaaid. Hij merkt er zelf niks van. Zijn PSA-waarden waren gestegen en de botscan: ook niet oké. Hoewel laatst is zijn PSA weer gedaald en nu weten we het ook niet meer. Zouden die waarden wel kloppen?” Geen idee, ik wist het ook niet.
Kennisje in het restaurant: “Nou, eindelijk weer eens getennist na die operatie, wat een toestand! Nooit gedacht dat het helemaal goed zou komen na die bloeduitstorting, de dokter kon het ook niet voorspellen. Ik kan nu gelukkig alles weer, maar wel rustig aan.” Een blauwe plek lost het lichaam gewoon vanzelf op dacht ik. “Nee, hoor niet altijd!” sprak ze met grote stelligheid. Ook goed, ik ben tenslotte geen dokter.
Denk je in de sportschool allemaal gezonde body’s aan te treffen, is lichamelijk trammelant het enige onderwerp dat de boventoon voert. Vrouwtje naast mij: “Wil ik naar links, verdomt m’n been een stap op zij te zetten. Ik weet niet wat er aan de hand is?” “Ja, ouderdom komt met gebreken…”, zegt de oudste van onze groep van Dans-je-fit-les. Zij kamt sinds kort met een overactieve schildklier waarbij ze vooral last heeft van haar ogen, die ze voortdurend met een zakdoekje dept. Het 'meisje' vandaag rechts van mij kon niet met alle oefeningen meedoen door een fozen schoulder. Hip-Hoppen ging nog wel, maar bij Dancehall moet toch echt met je armen zwaaien. Ze was bovendien al een tijdje niet geweest vanwege een kaakonsteking…
Tia’s, artrose, fibromyalgie, hartritmestoornissen, er is geen aandoening of hij komt in onze buurt voor. En ik kan er niets aan doen, behalve op gepaste momenten “Jeetje…”of “Poeh wat vervelend!” roepen. Ik kan ook vrij weinig bedenken wat niet al gedaan of geprobeerd is, zoals medicijnen of een second opinion, en bovendien ik ben geen specialist. Ik vind het echt heel moeilijk om te moeten aanzien dat ons leven nu steeds meer beheerst wordt door kwalen en aandoeningen die we hebben of ziekten waarvan we bang zijn dat ze ons leven zullen gaan beheersen. Kunnen we niet terug naar de tijd dat gesprekken gingen over leuke dingen die we hadden meegemaakt of grappige gebeurtenissen waar je hardop om moest lachen?
Prima en juist goed om de hedendaagse pijn en het leed van je af te praten; gedeelde smart is nog altijd halve smart. En daarom blijf ik geduldig luisteren en af een toe een arm om iemand heen slaan, want ik ben tenslotte geen dokter.
“Maar Toos, hoe is het nou met jou?” - “Nou… eh, er is afgelopen vrijdag een ijzeren klapstoeltje op m’n teen gevallen. Niet blauw, maar wel even pijnlijk." - "Ai wat naar!" - "Tja, leuk is anders!” en ik trek een sip gezicht. Daar moest iedereen hard om lachen.
* * *
Als ze toch nog zo graag wil?
Ada, heet eigenlijk Aaltje. Daar kwamen we onlangs achter toen ze werd toegezongen door neven en nichten op haar tachtigste verjaardag. Ze haalden herinneringen op uit haar jeugd, uit de tijd dat ze als boerendochter het platteland leek te ontstijgen door op het dak van het kippenhok te gaan zonnen met als gevolg dat voorbijfietsende knechts bijna van de dijk de sloot in reden in een poging een glip van haar gebronsde lijf op te vangen. Overal waar ze kwam trok ze bekijks. Ze liet haar blonde haren wapperen in de wind en liep met soepele tred. Ze was voorbestemd om een wereldse vrouw te worden, haar horizon rijkte verder dan de boerderij. Ze ontmoette een student, maar mocht niet eerder met hem trouwen voordat hij klaar was met studeren. Óf ze kon zijn studie gaan betalen als ze toch met hem in zee ging, wat ze deed. Overdag stond ze voor de klas en ’s avond maakte ze kantoren schoon, terwijl haar echtenoot de student uithing en vervolgens zeer verdienstelijk als arts de maatschappelijke ladder beklom. Ze wist van aanpakken, dat had ze vast van de boerderij. Je kunt het meisje uit de polder halen, maar je haalt de polder niet uit het meisje. Ada heeft inmiddels de hele wereld over gereisd, is altijd hip gekleed en verzamelt dure sieraden. Het enige dat haar nog aan haar boeren verleden herinnert is de manier waarop ze haar dessertlepel vasthoudt, zoals een spade die in de klei wordt gedreven of de soeplepel in de havermoutsepap: alle vingers stevig om de steel geklemd met de witte knokkels naar boven. Dan hangt ze boven haar schaaltje alsof ze wil zeggen: ‘dit nemen ze me niet af!’ Het kan natuurlijk ook zo zijn dat ze de pen-houding al lang niet meer machtig is vanwege een ongelukkige breuk van haar rechter duim, maar het valt mij gewoon op, juist omdat het bij haar zo uit de toon valt.
Gisterenavond was ik nog lang bij haar gebleven. Ik denk altijd, dat ik de laatste ben die ze belt als ze om bezoek verlegen zit. Ze klaagt. Ze heeft ook een boel reden om te klagen, maar het was deze keer een litanie van fouten en misstanden die ze te verduren heeft in het verzorgingshuis waar ze zich eigenlijk te jong voor voelt. “Iedereen die hier zit is blij dat hij z’n laatste dagen in alle rust en verzorging kan slijten, nooit meer zelf aardappelen hoeven schillen! Maar ik wil nog zo veel, maar ik kan het niet meer. De meesten hier zijn over de negentig en vinden het wel best. Ik wil m’n huis nog opknappen, m’n kleinzoon laten logeren, naar buiten toe, naar clubjes! Vaak heb ik zo’n pijn, dan hou ik het niet meer uit. We hebben het wel eens gehad over euthanasie, maar zo’n dag afspreken waarop je dat dan moet doen, met je hele familie om je heen en dan een spuitje… nee, lijkt me helemaal niks! Het liefst ga ik gewoon in m’n slaap, met niemand erbij.” Tja, dat wil iedereen, dacht ik, maar dat heb je niet voor het kiezen. Je kunt het toeval niet dwingen. “En als je nou eens stopt met al je pillen?” opperde ik voorzichtig. “Nou, in welke ellende kom je dan?” antwoordde ze afwijzend. Dus dat gaat ze ook zeker niet doen.
"De verzorging is hier vreselijk! Ik heb dan wel een niet-reanimeren-verklaring, maar dat wordt in huis uitgelegd als: niet haasten als ze bijna stikt. “We doen niets voor u hoor als u zo benauwd bent, want u gaat dan toch dood!” Kun je voorstellen? Dat zeggen ze gewoon: ‘ u gaat toch dood!’ Laatst had ik zelf 112 gebeld omdat het zo lang duurde voordat er iemand kwam. Dat hebben ze me zeer kwalijk genomen… Op een avond toen er bij de buurman niemand op zijn alarmknop reageerde ben ik met mijn scootmobieltje alle drie verdiepingen van de verzorgingsflat afgereden. Je kunt aan de voordeur zien of er een verzorgende binnen is omdat die dan open staat. Ze gaan nooit naar binnen zonder de deur open te laten. Ik kijk op de 3e verdieping: niemand te zien. Ik rij de hele 2e verdieping af: niemand, geen deur open. De 1e verdieping: alles dicht. Kom ik op de begane grond: zitten ze daar met z’n zessen koffie te drinken. Ze zullen het best druk hebben, iedereen heeft het druk, maar dan denken ze bij zo’n alarm: oh mijnheer Beukers, laat die maar even wachten, eerst koffie! Elke keer als ze te laat bij je komen is er een excuus: oh ik was even bezig bij een mevrouw die in bed geholpen moest worden… oh ik was even bezig met een mijnheer die in z’n broek gepoept had… enz. enz. - Wil je trouwens nog een chocolaatje? – Om de haverklap overlijdt er hier iemand, verschrikkelijk! De meesten zijn al erg oud, maar ik weet zeker dat ze hier overlijden terwijl dat niet had gehoeven. Verkeerde medicijnen die worden uitgedeeld, hulp die te laat komt, , familie te laat inlichten dat pa of ma snel achteruit gaat, ga maar zo door, het is hier een zootje. Er schijnt een regel te bestaan om in het weekend geen huisarts te laten komen. Er heerst hier een belachelijke hiërarchie. De verzorgenden mogen niets doen zonder de verpleegkundigen en de verpleegkundigen commanderen de verzorgenden. Er zijn er verschillende bij die vreselijk dik zijn en zo incapabel. Sommigen zijn echt uitschot, echt géén niveau!” Ik kom net als Aaltje uit een landelijke omgeving waar met twee vingers tegen de pet getikt werd voor dokter of dominee en langs het pad gespuugd voor de rest. “Laatst was er ook zo’n grietje. Ik roep dan vanuit m’n bed hoe ze de magnetron moet bedienen… ‘Zie je het tweede knopje van links…ja… en kies dan [select], zie je [select]?... Nee?... Probeer het tweede knopje van links nog eens….’ En vervolgens is mijn havermoutsepap overgekookt en kleven dikke klodders pap aan de buitenkant… eeks!” en Ada trekt een vies gezicht. “Maar wat ik het aller ergste vind is dat ik hier bestolen ben en zowel de directie als de politie zeggen dat ze er niets aan kunnen doen. Ze doen net alsof ik een dement besje ben dat maar verzint dat er vijftien ruggen en een gouden armband voor mijn dochter in het kluisje lagen!” Mijn ogen werden zo groot als schoteltjes. “Wist je dat niet?” riep Ada uit en ik zag tranen opkomen. “Ik was die dag een hele dag naar Friesland en pas s’avonds laat terug. Toen ik ontdekte dat mijn portemonnee weg was, had ik eigenlijk direct ook de kluis moet checken, maar ik zag dat het sleuteltje nog op de zelfde plek lag waar ik het verstopt had… niemand wilde iets doen,” snikte ze. “En wie is er in het bezit van de reservesleutel?” vroeg ik. Die blijkt al minstens een dozijn bewoners geleden ‘kwijt’ te zijn; nou schiet mij maar lek. “Het was het spaargeld dat ik in al die jaren in een potje gestopt had. Ik spaarde altijd! Als mijn man bijvoorbeeld twijfelde of een bepaalde uitgave wel mogelijk was, dan kwam ik triomfantelijk met dat potje! Oh, ik voel me nu zo geamputeerd!” Terwijl Ada de tranen van haar wangen veegde wreef ik zachtjes over haar arm. Arme Aaltje, aan haar bed in de woonkamer gekluisterd het meest van de tijd. Op haar broze botten schuifelend achter haar rollator door haar kleine appartementje, de zuurstofslang achter zich aanslepend. Drie keer per dag gekatheteriseerd omdat haar urinebuis wordt afgekneld door de verzakkingen, darmspoelingen vanwege de verstopping door de pijnstillers, uren lang vernevelen omdat ze zonder niet kan ademen en alle overige ongemakken en kwalen die elkaar opvolgen, zoals dikke benen en een flinterdunne huid die bij het minste of geringste scheurt en open plekken veroorzaakt die maar moeilijk helen. Haar ribben schuren langs haar heupbeenderen omdat zo erg in elkaar zakt als ze zit. “Maar ik wil nog zo veel!” galmt haar stem nog na in mijn hoofd.
Komende week is er bloemschikken en daar wil Ada graag bij zijn. Ze vroeg zich hardop af of ze dan wel een bloemstukje zou kunnen maken, als ze geen snoeischaartje kan hanteren met haar vergroeide duim. “Ik kan met die hand niet eens iets fatsoenlijk vasthouden.” Ik stelde haar gerust dat het bloemschikken niet meer voor zou stellen dan een paar takjes in een blok oase steken en dat kun je zelfs met twee linker handen zoals ik. “Ik blijf altijd net zo lang klungelen totdat de bloemen-juffrouw het niet langer aan kan zien en mij te hulp schiet. Ga ik uiteindelijk met het mooiste stuk naar huis!” biechtte ik op. Ada vond het niet grappig. Bovendien was het inmiddels tijd om naar huis te gaan. Ik gaf haar drie ferme zoenen bij het afscheid. Kop op meid! In de lift naar beneden zakte ook mij even de moed in de schoenen. Wat moet ze nu? Doorsappelen totdat een eindeloze slaap haar meeneemt naar een plek waar ze alles weer vindt wat haar is afgenomen? Er zit geloof ik niets anders op.
* * *
Kijk haar
Tante Annie was een hele lieve vrouw. Dit zal iedereen van de familie beamen. Dat ze soms een aantal keer achter elkaar hetzelfde vroeg deed mij vermoeden dat ze wat in de war begon te raken. Maar toen ik dit aankaartte werd het ten stelligste ontkend. Dat ik dat durfde te suggereren! En ja, ze had een gehoorapparaat en meerdere keren geholpen aan staar, maar verder was ze nog heel goed bij. En dus hier zei zeker ook niemand wat van: tante Annie’s wangen prikten als ze je een zoen gaf.
Nou, als dat bij mij ook zo is, mag je mij vanaf een anoniem account een berichtje sturen! Helaas komt na die peperdure ontharingsbehandeling mijn overtollige gezichtshaar nog steeds terug, weliswaar in mindere mate. Ik kan wel weer terug naar die huidtherapeut, maar je bovenlip is zo gevoelig en het ontharen van die plek zo pijnlijk, dat ik niet snel geneigd ben om een nieuwe afspraak te maken. Dan maar af en toe in de weer met pincet en harspapiertjes; ook Auw!
Aan het andere uiterste van mijn lijf vindt het tegenovergestelde plaats. Terwijl ik vroeger eindeloos m’n benen moest scheren, waarna er dikke stoppels achterbleven, ben ik sinds ik de 50 gepasseerd ben, vanaf mijn knieën bijna helemaal glad. Wel zo makkelijk.
Er vindt blijkbaar een herverdeling van haar plaats als je ouder wordt: namelijk van je benen naar je bovenlip en kin.
Echter grootste verandering die heeft plaatsgevonden had ik niet zien aankomen: mijn hoofdhaar is sinds kort gestopt met groeien! Ik had me er al lang en breed bij neergelegd dat mijn eens zo weelderige bos krullen pluizend uitgedund was en mijn paardenstaart nog maar een miezerig plukje bijeengehouden met het kleinste elastiekje dat bestaat. Hoe had ik kunnen weten dat ook de lengte me zou worden afgenomen?
“Waarom hebben oude dames allemaal kort haar?” vroeg een vriendje zich ooit hardop af. “Dat vinden ze vast lekker makkelijk” antwoordde ik destijds. Nu weet ik wel beter: haar vertikt het om nog langer te groeien! Althans mijn haar. Al maanden hoeft de kapper alleen het randje in de nek bij te punten, terwijl bovenop mijn haarlengte op een krappe 12 cm blijft hangen. Wat krijgen we nou? Kapper Bas bevestigt laconiek dat dat nou eenmaal komt door de leeftijd. Er is ook niets aan te doen. Ze kunnen er geen haar bijknippen. De lengte van mijn wenkbrauwen terentegen neemt wel toe, maar mijn hoofdhaar houdt het vanaf zo ongeveer halverwege mijn oren voor gezien.
Nooit meer vlechtjes… Voor sommige dingen ben je ook gewoon te oud en twee staartjes of vlechtjes zijn van die dingen die echt niet meer kunnen nu. Maar dan zou ik daar toch het liefst zelf over kunnen beslissen. Dus als iemand vraagt waarom ik geen lang haar meer draag vertel ik niet dat dat iets is voor jonge meiden, maar leg uit dat als je oud bent die keuze voor je wordt gemaakt.
* * *
De Firma
Voor de gelegenheid ter ere van het 25 jarige jubileum van Toos Vee, zoekt de firma Rentacrowd diverse representatieve figuranten. Iets voor u? Meldt u zich dan nu aan!
Onder het motto “Lonely but not alone” zorgt Rentacrowd al velen jaren voor een bont gezelschap om uw feestje, bruiloft of borrel aan te kleden. Met de inzet van Rentacrowd bent u verzekerd van een zaal vol fijne goedlachse mensen. Het bijkomende voordeel is, dat u met de meesten van uw ‘gasten’ geen verplicht praatje hoeft te maken, hoe fijn is dat? De figuranten van Rentacrowd herkent u aan het feit dat u ze niet kent.
Huisregels:
Zorg dat u conform de gelegenheid gekleed gaat. Tennistenue is ook goed, maar heb daar dan wel een passend verhaal bij. Bent u per abuis over-dressed, geef dan aan dat u juist van een andere partij komt of beter nog: dat u hierna nog een feestje hebt.
Kom op tijd, maar niet te vroeg. U kunt zo u wil, van te voren met andere medewerkers van Rentacrowd in een cafeetje samenkomen waar u eventuele details of strategieën nog even door kunt nemen. Zorg dat u aldaar niet te veel drinkt, er is genoeg op locatie.
De firma Rentacrowd mag uiteraard vrijelijk in conversaties genoemd worden, echter onder geen beding in relatie tot u zelf of de klant!
Hapjes en drankjes zijn voor rekening van de klant. Rentacrowd vereist wel dat u WA-verzekerd bent in geval u schade toebrengt aan het interieur of aan gasten van de klant.
Bestudeert u de bijgevoegde foto van Toos Vee en haar partner goed, zodat u tijdens u werkzaamheden op locatie niet een van de andere gasten met de klant verwardt.
Bedenk van te voren wat uw connectie met Toos Vee zou kunnen zijn en blijft u alstublieft bij dit verhaal! Niets is zo pijnlijk als men in de gaten krijgt dat u in feite weinig te zoeken heeft op het feest. De firma heeft een naam op te houden!
Voorafgaand krijgt u een geplastificeerd kaartje toegestuurd met hierop enkele gegevens over Toos. Neem dit kaartje op de dag zelf mee zodat u deze informatie, bijvoorbeeld tijdens toiletbezoek, kun raadplegen, mocht u vastlopen gedurende een gesprek. Onze ervaring leert echter dat het gebruik van het kaartje vrijwel nooit nodig is, met name vanaf het moment dat het aantal genuttigde alcoholische consumpties het gemiddelde heeft overstegen.
Het is voor deze gelegenheid, het jubileum van Toos Vee, niet noodzakelijk dat u onze cursus ‘Conversatie voor gevorderden’ met succes heeft afgerond; de cursus ‘Borrelpraat niveau I’, wordt wel ten zeerste aanbevolen. Inschrijven voor de cursus is nog mogelijk tot een dag van te voren.
Reacties en aanmeldingen kunt u sturen naar Rentacrowd via onze website. Bellen kan ook, vanaf 14:00 pm.
* * *
De spataderpoli
Het is een zonovergoten dag in mei. Een kwartier voor de afgesproken tijd meld ik me bij de polikliniek. De moderne inrichting verraadt dat deze voornamelijk gericht is op de commerciële tak van sport. Ik bedoel eigenlijk: de niet-pathologische, uitsluitend cosmetische, ‘medische’ ingrepen. Die om die reden ook niet vergoed worden door de zorgverzekeraars, maar waarvoor mensen best bereid zijn te betalen. Vóór mij aan de balie staat een stevige mevrouw met aan één been een dikke camel-kleurige kous, haar andere been is bloot, in platte schoenen. De doktersassistente telefoneert hoorbaar: “…deze mevrouw met flebitis…”. Nu weet ik niet of de flebitis (vaatontsteking) de primaire reden is dat de mevrouw hier is of dat dit het vreselijke gevolg is van een eerdere behandeling. ‘De straf voor haar ijdelheid!’ oordeel ik bitter en wil me alweer omdraaien en ongemerkt het pand verlaten. Maar ook mijn ijdelheid wint het van de angst dat het mis kan gaan. Want ik wil niet in een zomerjurkje over straat moeten met daaronder blauwdooraderde benen.
Als ik door de nurse-practitioner in witte jas en de verpleegkundige in OK-kleding in de behandelkamer wordt ontvangen, hou ik nogmaals het betoog dat ik de week ervoor tegen de arts had gehouden. Dat ik eigenlijk een diepgewortelde aversie heb tegen cosmetische chirurgie. Dat ik echt heel erg tegen het snijden in een gezond lichaam ben. Maar dat de blauwe aders mij ervan weerhouden ontspannen de blote benen in het openbaar te tonen… ‘Ja duh, daarvoor is deze kliniek!,’ hoor ik ze denken. Alsof je naar de slager gaat en zegt: “Sorry slager, maar ik ben echt heel erg tegen het doden van dieren en ik vind het ook vreselijk dat ze moeten lijden tijdens het vervoer van de boerderij naar het slachthuis, maar ik wil toch een lapje vlees, wat vindt u van deze keuze?”
De nurse-practitioner probeert de hele situatie te relativeren. “Het is een heel eenvoudige ingreep en misschien heeft u er al een tijdje last vast? Doet het pijn, zeurend gevoel?” Nee, dit excuus voor mijn knieval voor de cosmetische chirurgie kan ik helaas niet aanvoeren: nee, ze doen geen pijn. De nurse-practitioner is een vrouw van onbestemde leeftijd, ze oogt in haar doktersjas gedistingeerd, maar toch warm en vertrouwenwekkend. Afgaande op haar dure kapsel en make-up schat ik dat ze best aardig verdient. De verpleegkundige maakt de spuitjes klaar. We kletsen ondertussen wat verder. “Als jullie nou zo iets hadden?” , stel ik een gewetensvraag aan beide dames, “zouden jullie het dan laten doen?” “Nou, ik heb ze gelukkig niet!” zegt de jonge verpleegkundige met een vies gezicht, alsof we het over luizen of steenpuisten hebben. “Ik had ze wel en ik heb ze ook weggehaald.” bekent de nurse-practitioner dapper en ze voegt er triomfantelijk aan toe: “Sterker nog: ik heb ze zelf weggespoten!,”. Bijna wil ik een begin maken met het onthullen van mijn eigen waslijst aan voor artsen voorbehouden handelingen die ik bij mezelf verricht heb, waaronder het afknippen van steelwratten, het verwijderen van hechtingen en het plaatsen van een verdoving in mijn wang bij een ontstoken kies met een tandartsensetje dat nog in de keukenla lag. Maar dan zijn de beloofde spuitjes klaar en start de procedure. Ik zit met blote benen op een papieren onderlegger op de behandeltafel.
- Om welke plekjes gaat het? - Nou, deze twee vertakte aan de buitenkant en deze grote dikke aan de binnenkant van mijn rechter been. Deze op mijn linkerbeen is een gewone ader had de arts gezegd, dus die zou niet voor behandeling in aanmerking komen. – Oh maar dat is toch echt een spatader; die daarboven, dat is een ‘gewone’ ader, dit hier is een gekronkelde ader met lekke kleppen. – Maar de arts zei dat deze niet kon. – Jawel hoor helemaal geen probleem! – Maar als deze ader zometeen dicht is, nemen de shunts of collateralen of zo het dan gewoon over? Mijn stem paniekerig haperend. Er wordt niet meer geluisterd geloof ik. Niet het juiste moment voor dit gesprek. Ik hou m’n mond, maar ben er niet helemaal gerust op, of eigenlijk: helemaal niet gerust op. De arts had toch duidelijk de indicatie gesteld: deze ader wel, deze ader niet? Deze nurse kan toch niet eigenhandig het te behandelen gebied uitbreiden? Wat als de diagnose toch fout is? Wat zijn de gevolgen als je een ‘gewone’ ader verstopt? Hoewel ik het informatieboekje over complicaties pas op de parkeerplaats vluchtig heb doorgebladerd, kan me niet herinneren dat deze erbij stond. Het duiveltje op mijn schouder fluistert: “zie je nou wel, was nou maar niet gegaan!” Er is nu geen weg meer terug, terwijl de paniek mij om het hart slaat wordt de eerst spuit in mijn been gezet. De prikken doen overigens best pijn, zoals alle prikken die zogenaamd geen pijn doen. Er schiet van alles door m’n hoofd, is dit wel goed? Wat als ik allergisch ben, wat als er straks een propje naar m’n longen schiet of erger: naar m ‘n hersenen? Ik krijg opeens vreselijke spijt van mijn actie…
Even later sta ik weer op straat. Met aan beide benen camel-kleurige steunkousen van het Huis. Ik ben nu net m’n oma, die droeg ook zomer en winter steunkousen! Bij het aanmeten, ontglipte mij de opmerking dat het libido van mijn man wel tot beneden het vriespunt zou dalen als hij mij in deze kousen zou zien, maar dat hij gelukkig op vakantie is. De verpleegkundige sprak haar afschuw uit over het feit dat mijn echtgenoot zonder zijn vrouw op vakantie gaat. “ En al helemaal in deze toestand: twee ingezwachtelde benen, herstellende van zo’n ingreep”. Bij het afscheid werd mij op het hart gedrukt om twee maanden uit de zon te blijven… let wel: het is eind mei. Verder mag ik achtenveertig uur niet douchen, maar dat is voor een geboren smeerkees als ik geen straf. Daarna mag ik twee weken niet sporten en niet zwemmen. Dat is wel jammer.
Ik doe die middag nog even boodschappen in de supermarkt en de steunkousen voelen dan nog best prettig aan, maar in de loop van de avond beginnen ze ondraaglijk te jeuken. Oh wat een kwelling voor mensen die ze jaar in jaar uit moeten dragen. Wie niet boven een bepaalde leeftijd? vraag ik me nu af. Waarom wilde ik dit zo nodig, wat heeft mij over stag doen gaan? Met kousen en al stap ik in een leeg bed en droom van een heerlijke strandvakantie, een ondergaande zon aan zee en van een witte rok die sierlijk wappert om mijn spataderloze benen.
* * *
Kick some ass
“Vertel eens, hoe is het zo gekomen?” Ze houdt haar jas nog even aan als ze onze woonkamer binnenstapt. Een misprijzende blik glijdt over de stapels tijdschriften en prullaria op de vensterbanken en op de schappen van de boekenkast. De mokkapunt bij de koffie slaat ze af. “Als ik bij alle adressen waar ik kom, koekjes en taart aanneem, barst ik uit m’n voegen”. Alsof dik zijn een keuze is? Ik besluit direct om mijn eigen kruistocht tegen de kilo’s vandaag niet het onderwerp van gesprek te laten worden. Eén ding tegelijk.
Zij tovert een geruststellende glimlach op haar gezicht en kijkt mij met vragende ogen aan terwijl ze haar handen voor haar borst vouwt. Ik neem een grote hap adem en dan steek ik van wal: “Nou ja..., mijn vader bewaarde ook alles. Hij verzamelde touwtjes, elastiekjes, kurken en bidprentjes. Van die kurken wilde hij ooit nog iets maken. Hij gooide liever niets weg, maar kocht ook bijna nooit wat. Hooguit voor verjaardagen of met Sinterklaas. En als hij dan een cadeautje kocht, was het meestal iets dat je zelden nodig had: een toneelkijker, een leren fietstas, een nagelsetje in een rode etui (het merendeel van de onderdelen had een onbekende functie) en zilveren hangertje van de Brandwondenstichting. Toen mijn vader ter gelegenheid van Sinterklaas een tondeuse had gekocht werd het zelfs mijn moeder te gortig. Zij had de oorlog meegemaakt, dus daar heb ik het misschien van: beter mee verlegen dan om verlegen. Bovendien heb ik best vaak, dat áls ik iets nodig heb, dat ik het ook heb!” “Omdat je er drie paar van hebt, of misschien wel vijf, waarvan je er vier niet meer kunt vinden?” vult zij aan met rollende ogen. Dan loopt ze naar de uitpuilende boekenkast en weet er feilloos haar eigen werkje uit te vissen. Ze lacht minzaam om mijn bonte verzameling zelfhulpboeken op het gebied van opruimen, schoonmaken en het voeren van een perfect huishouden.
“Verder moet je ook tijd nemen voor je zelf,” predikt ze, een onberispelijk gemanicuurde wijsvinger in mijn schouder prikkend. In haar visie is dat niet: luieren in de zon, maar ’s ochtends op tijd opstaan, douchen, leuk aankleden, make-uppen, goed ontbijten en dan aan de slag.
“Wanneer ben je voor het laatst naar de kapper geweest? Zo zit je toch niet lekker in je vel?” Ze heft haar armen ten hemel. Ik voel me steeds kleiner en zieliger worden. Ik neem al de hele dag tijd voor mezelf, maar er komt niks uit m’n handen! Er zijn zoveel dingen die ik moet doen, terwijl ik eigenlijk iets leuks wil doen, maar dat mag dan weer niet voordat ik uberhaubt iets nuttigs heb gedaan en aangezien ik me daar niet toe kan zetten, doe ik maar niks. En dan is het cirkeltje rond. Dus vandaag leer ik om een plan te maken; me er aan houden is een tweede. Hoe doet zíj dat?
Gewoon er tegenaan! En we beginnen vandaag met de administratie. Start met een lege werkplek creëren bijvoorbeeld op je bureau. Achterstallige betalingen moeten als eerste aangepakt worden. De rest mag weg. Maar elke zelfgekleurde verjaardagskaart, kattenbelletje of herinnering aan een vrolijke onbezorgde kindertijd schreeuwt om bewaard te mogen worden. Voor als de kinderen ooit zouden gaan twijfelen aan mijn geheugen en zich een vreselijke jeugd willen toe-eigenen waarop ze hun tekortkomingen kunnen verhalen. Aan het eind van een hele ochtend sorteren en verplaatsen van spullen van de ene ongeordende kamer naar de andere, heb ik het idee dat we geen steek zijn opgeschoten. Met een ‘tja, je moet het toch zelf doen!’ neemt de opruimcoach-aan-huis tenslotte afscheid, maar niet voordat ze mij een gepeperde rekening heeft overhandigd. Ik zwaai haar uit tot ze de hoek om is en met een diepe zucht loop ik terug het huis in. De actiepuntenlijst is langer geworden dan ik ooit had vermoed. ‘Zodra ik het eerste klusje klaar heb, trakteer ik mezelf op de overgebleven mokkapunt’, bedenk ik strijdlustig. Maar als er aan het eind van de middag nog niets is verplaatst, laat staan opgeruimd of betaald, omdat ik verdronken was in mijn opstellenschrift van de lagere school, eet ik desondanks de mokkapunt op.
“Wat heb jij op je wang?” gilt mijn dochter als ik haar bij school ophaal. In het autospiegeltje zie ik een verwaaid gezicht met naast de mondhoek twee klodders slagroom. Ik kreun: ‘ik ben een total failure…’.
* * *
Afgewezen
Kinderleed doet een moederhart pijn, veel pijn. Hoe oud je kinderen ook zijn. Het drukt als een baksteen op je maag. Waar blijf je met je opbeurende motto: “Als je écht iets wil, dan lukt het ook!” Hoe vaak heb je ze niet verteld dat ze zulke mooie lieve knappe kinderen waren als ze maar even twijfelden aan zichzelf? Maar wat als jij de enige was die dat vond?
Wat kun je doen als je kind niet wordt gekozen, uitgenodigd of gevraagd? Je wilt de betreffende eikels vertellen hoe fout ze zitten. Wat denken ze wel niet? Who the {PEEP} vinden ze dan toevallig beter? Verhaal halen, dat wil je. Kom niet aan mijn bloedjes!
“Wat een sukkels zeg! Ze weten niet wat ze missen.” zeg ik troostend, of: “Jammer, maar je hebt het tenminste geprobeerd!” ' Hoewel', denk ik ondertussen stiekem, 'als ze nou toevallig een grotere bek hadden gehad...?'
Maar corrigeer: denk ik soms dat luidruchtige kinderen die overal waar ze maar komen, opscheppend over kwaliteiten waarover ze helemaal niet beschikken, meer kans maken? Mijn kinderen zijn oprecht en dus wat bescheiden; dat zijn toch eigenschappen waar je gewoon trots op moet zijn!
Toen ik jong was werd mij op het hart gedrukt om maar vooral met je neus vooraan te gaan staan, te netwerken en zo veel mogelijk ‘mensen te leren kennen’. En heb dat altijd onzin gevonden, als in: verspilde moeite? Uiteindelijk heb ik mijn baan, mijn vrienden, mijn sociale leven niet vanwege netwerken bereikt; maar ben ik daar niet in m’n eentje achteraan gegaan? Op de afdeling waar ik nu werk ben ik zelfs letterlijk naar binnengelopen en ik ben er gewoon gebleven.
In míjn studententijd was dé domper op de hele feestvreugde: keer op keer afgewezen worden door zogenaamde ‘leuke meiden’ en ‘populaire jongens’. Op clubavonden en feestjes deden ze ronduit onaardig of werd je openlijk genegeerd. Er heeft zelfs een keer iemand tegen mij gezegd: ”Jeetje, wat ben jij lelijk!” Oké, het was een dronken corpsbal, maar toch. Hoe ik me ook voornam om me niet te laten intimideren, de confrontaties waren iedere keer shocking. Nu, zoveel jaar later, op de reunistendag van de studentenvereniging is er geen meer van de van afschuw verwrongen gezichten te bekennen. De eveneens 50-plussers lijken niet alleen gekrompen, maar ook gesmolten, verzacht. Vriendelijk, belangstellend. Had daar nou echt 25 jaar overheen moeten gaan? Wat was er toen mis met mij en wat maakt mij nu dan wel oké?
Je kunt je nog zo voornemen om niet afgewezen te worden, maar het overkomt je, of het overkomt je plotseling niet. Niet meer…
* * *
Hardleers of onverdroten?
Oeps I did it again: kleding kopen die niet past. Of specifieker: kleding die nóg niet past. Kleding die binnen onafzienbare tijd zeker zal gaan passen. Kleding die mij later past. Je weet wel: leuke kleding, die alleen goed staat in een kleine maat.
Maar de realiteit is, dat ik deze outfit niet alleen nú niet kan dragen, omdat hij veel te klein is, maar waarschijnlijk nooit gedragen zal worden. Het is dan de zoveelste miskoop die, óf tot in lengte der dagen in mijn kast blijft hangen óf in de zak van Max verdwijnt op het moment dat ik me er bij neerleg dat dusdanig slank worden dat ik het wel pas een utopie is.
Waarom blijf ik dit dan toch doen? Elk jaar verschijnt er een kilo meer op de display van de digitale weegschaal. Je hebt bij het ouder worden vele malen minder calorieën nodig dan toen je jong was, je zou verwachten dat je behoefte om te eten evenredig zou verminderen. Maar dat gebeurd nou net niet! Vroeger bestond mijn ontbijt uit vier boterhammen met gerookte worst, als lunch een croissantje met Franse kaas en frietjes met mayonaise en bij het avondeten schepte ik minstens twee keer op. Tel ik nog niet eens alle tussendoortjes mee. Als ik tegenwoordig meer dan 1 boterham bij het ontbijt eet, een snackje bij de lunch neem en de dag afsluit met een toetje bij het avondeten, kom ik al aan. Wil ik op hetzelfde gewicht blijven, dan kan ik nu nog maar een derde eten van wat ik vroeger allemaal naar binnen stouwde. Afgelopen kerst ben ik in twee weken vier kilo aangekomen. Hierop volgen weer weken van knorrende magen en snerpende hoofdpijn van de honger. En dan nog blijf ik op een gegeven moment hangen op eenzelfde gewicht en wil er niets meer van af. Van extra bewegen krijg ik overigens nog meer zin in eten… Er zijn mensen die snel vol zitten als ze alleen maar iets kleins eten; bij mij valt al het eten in een groot gat en blijf ik ondanks een overvloedige maaltijd met een lege maag zitten, althans zo voelt het. Een gevecht tegen de kilo’s dat nooit ophoudt. Opgeven is geen optie omdat het meezeulen van al dat overtollige vet ook verre van prettig is. Rupsje Nooitgenoeg, wanneer wordt je nou eens een mooie vlinder?
* * *
HERFST
“Nou, met deze aandoening kun je honderd worden”, zei de dokter. Ik kijk hem verbaasd aan: “Maar misschien is het toch iets anders, iets wat nog niet ontdekt is, zoals kanker of zo?” Zijn ogen strak op het computerscherm gericht: “Nee, dat kan niet, jij hebt nu dit en dan heb je dus niet iets anders.” “Ook niet ernaast?” probeer ik nog. Hij blijft overtuigd van zijn inzicht in medische zaken.
Een deur verder, aan het einde van de afdeling, is de oncologische poli. Voorbij de rode klapdeur. Wij, de patiënten in de wachtruimte vóór de rode deur, kijken elkaar altijd veelbetekenend aan als er een patiënt binnen komt die vervolgens niet plaatsneemt op een van onze bankjes, maar stoïcijns doorloopt naar afdeling achter de rode deur met het K-woord erboven. Zelfs een astmapatiënt in een gemotoriseerde rolstoel met twee zuurstofflessen op de achterbank naast mij, slaakte ooit bij zo’n gelegenheid een diepe zucht. ‘Wij zitten aan de goede kant!’
Hoe onzinnig de redenatie van de arts ook is, ik hou er wel aan vast. Op naar de honderd. Lekker blijven geloven in onzin. Dus daarmee ben ik dan in het 3e kwartaal van mijn leven gekomen. Het begon met een wel erg frisse lente, dan van 25 tot 50 jaar de broeierige zomer en nu dan de herfst. Niet echt verkeerd. Eindelijk ben je niet meer overal te jong voor, maar de hitte van het drukke bestaan is ook verdwenen en je hoeft niet meer op de top van je kunnen elke dag te stralen. De kleuren van het leven zijn minder schreeuwerig, zachter. Erg koud is het nog niet, een lauw zonnetje verwarmt je gezicht. Je mag een dekentje om. Het onrustig kennis vergaren en voldoende ervaring op doen om je staande te kunnen houden in een onzekere toekomst is geen bron van stress meer. Je hebt er een voorraadje van aangelegd waar je nog eindeloos uit kunt putten. Ander voordeel: net als toen je klein was, mogen er nu weer vaker dingen mislukken, zoals hobby’s waar je na een blauwe maandag mee stopt, miskopen, gerechten maken die niemand lekker vindt…"Dan eet je maar niet".
Als de tijd tussen 75 en 100 jaar de winter moet voorstellen, zie ik daar toch wel tegen op. Kou, binnen zitten, saai, vroeg donker enz. Maar tegen die tijd ben je misschien wel blij dat je niets meer doet omdat je zelfs van jezelf ook niets meer hoeft. ‘Nee, he? Is het nu al weer december? Het was pas nog zomer! Alweer die ellendige kerstboom van zolder halen? Nu al? Al die moeite! Echt niet!’
Maar zo ver is het nog niet, eerst die 25 jaar herfst maar eens doorleven en genieten. Als je ouderen vraagt waar ze het meest spijt van hebben als ze terugkijken op hun leven, is dat ze veel vanzelfsprekend hebben gevonden en niet genoeg hebben stil gestaan bij de mooie dingen in het leven. De herfst is eigenlijk een prachtig jaargetijde. Te mooi om zomaar aan je voorbij te laten gaan. Ik ga op jacht naar mooie momenten. Naar herinneringen die ik als beukennootjes verzamel voor de tijd dat ik straks in m’n hol kruip voor m’n winterslaap.
***
#YOUTOO
De laatste tijd is er heel veel te doen in het nieuws over vrouwen die last hebben gehad van bekende mannen, mannen op het werk of coaches in de sport, door wie ze zijn betast, aangerand of zelfs verkracht. Dit speelt naast het nietaflatende nieuws over de moord op een jonge vrouw die tijdens een fietstocht door een man is overvallen. Slachtoffers van sexuele intimidatie kunnen hun ervaringen kenbaar maken op social media onder: #metoo.
Er wordt sindsdien ongekend veel gediscussieerd over ongewenste intimiteiten op de werkvloer. Maar wist je dat ik wel eens ben aangesproken op uitgebleven gewenste intimiteiten (bestaat dat? Ja, dat bestaat!)? En wel door een homofiele stafmedewerker die zich beriep op het recht op een knuffel op zijn verjaardag en verhaal ging halen bij mijn baas. Hij vond bovendien dat hij best zijn arm om mij heen mocht slaan, mede gezien zijn homofiele status!
Dit is wel een raar voorbeeld, maar meestal is het juist heel welkom dat er af en toe iemand laat blijken dat je een hoge aaibaarheidsfactor hebt. Laatst, tijdens een feestje van het werk, had de alcohol iets te rijkelijk gevloeid, maar desondanks vond ik het prima dat willekeurig wie mij trakteerde op een big hug, een innige plakzoen op de wang plantte, in m’n zij kietelde of mij bijna verpletterde onder de woorden: “Maar Toos, ik hou van je!” of nog beter: “Weet je Toos, eigenlijk ben jij een tof wijf!”
Hoe zal dat later gaan? Als je bijna met pensioen gaat? Bij wie kun je je beklag doen als dat allemaal niet meer gebeurd op personeelsfeestjes? Wat als stagiaires je alleen nog een hand geven op je verjaardag? Als niemand meer opelijk met je flirt? Als er niemand meer stiekem in het voorbijgaan in je oor fluistert: ”Eigenlijk zou ik je gewoon een keer moeten nemen…” Te walgelijk voor woorden natuurlijk als je de vrouwen beschouwd die serieus met intimidatie en verkrachting te maken hebben gehad. Maar tot nu toe heb ik alleen maar grappige dingen meegemaakt. Zoals een afdelingsmedewerker die op mijn deur klopte en ik half verstrooid vroeg: “Ja, wat wil je?” knipogend antwoordde: “Wat denk je?...” Humor toch? Maar daar moet je in deze tijd niet meer mee komen, dat mag nu echt niet meer!!
Hoewel verschillende mannen te pas en te onpas oneerbare voorstellen hebben gedaan of toespelingen daarop, ben ik gelukkig nooit in een hoek gezet of echt bedreigd. Het zal zeker meespelen dat ik al 54 ben, dat ik er nu al helemaal niet meer over in zit. En als ik 's winters in het donker langs een verlaten paadje via het sportpark van mijn werk naar de parkeerplaats loop, kom ik altijd op de geruststellende gedachte dat ik nu zeker niet het type vrouw ben waarvoor de doorsnee serie-verkrachter spontaan zijn zelfbeheersing verliest.
Misschien straks, als ik echt oud ben en in een verzorgingshuis woon, dat dan het flirten en schuine moppen tappen onder elkaar weer begint. Oo, ik kijk er nu al naar uit! Dan kan het geen kwaad meer en onder het mom van ' beetje dementerend' , kun je van alles tegen iedereen zeggen. Het schaamrood op de wangen bezorgen bij de verzorgers van het tehuis, heerlijk. Word ik zo’n vies omaatje! Of juist zo’n lief schaapje die van iedereen een zoen krijgt. Maar tot het zo ver is, ben ik een vijftiger die stiekem hunkert naar complimentjes, fluitende bouwvakkers op de stijger; kortom een vrouw die af en toe bevestiging nodig heeft dat ze er nog best mag zijn. You too?
* * *
Oudelullendag
Moet ik eigenlijk niet werken? Wanneer ik de lege Kliko van de straat haal kijkt iedereen naar mij. Oef, wat voel ik me een spijbelaar. Eerst maar eens een grote kop koffie. Wat zal ik vandaag gaan doen? Wel iets leuks, anders is het ook zo jammer van m’n vrije dag. Beer heeft juist vandaag de verwarmingsmonteur voor de onderhoudsbeurt besteld. “Je hebt toch niks te doen? Toch…? Of had je wat willen doen dan?... Anders bel ik hem toch gewoon af!” Nee, laat maar. Uitstellen is ook zo’n ding. Je kunt de dag dan beter nuttig invullen. Maar met wat? Ja-poepie : opruimen zeker? Nou, als er iets zonde van de tijd is…! Als ik nu lekker buiten ga zitten, hoor ik de deurbel niet. En trouwens, wat moet ik buiten doen? Zegeltjes plakken, lezen, recepten zoeken voor vanavond…
Ik kan de verleiding om even naar het werk te surfen niet weerstaan. Ik klik door alle gezellige conversatie van mijn collega’s, door de agenda, langs agenda’s van vergaderingen waar ik niet bij ben. Er worden nooit besluiten genomen, nooit veranderingen doorgevoerd, dus waarom zouden ze dat vandaag dan wel doen? Misschien juist vandaag! Misschien ben ik wel de remmende factor en gaat alles veel vlotter als ik er niet ben? Dus maar goed dat ik hier thuis zit.
Als ik nou eens het stoepje voor het huis ga vegen? Ben ik én lekker buiten, én ik doe iets nuttigs, én ik kan de monteur zien aankomen. Het zonnetje schijnt de straat in. Maar ojee, ben ik een absurdistische film terechtgekomen? Overal, maar dan ook overal, zie ik oude van dagen lopen. Gearmd met partner, met kleinkind in een wandelwagen of met een rollator. Opeens komen ze overal vandaan. Zij: “ Loop eens door, man!” Hij: “Loop jij maar door, ik doe lekker op m’n gemakje!” Ja, jij hebt toch de tijd aan jezelf. Nou niet helemaal , want op die leeftijd heb je toch altijd een beetje haast. Dat heb ik nu al op m’n ouwe lullendag.
Naast mij komt een ZZP-er de ramen van de buren zemen. Hij is iets voorbij de vijfenvijftig schat ik. We groeten elkaar begrijpend: “mooi weertje nog voor deze tijd!” Wij zijn tenminste lekker aan het werk. Ik de stoep en hij de ramen. Ik zal maar niet vragen of hij zin heeft in een kopje koffie. Hij is druk, hij denkt vast niet aan minderen. Hij wil juist meerderen. Sparen voor een nieuwe caravan of een vakantie naar Ibiza met kinderen en kleinkinderen. Opa en kleinzoon in het zwembad van het all-inclusive hotel.
Het is half een. De verwarmingsmonteur is nog steeds niet geweest. Mijn collega’s op het werk zijn nu aan het lunchen en vertellen morgen vast dat ze zo hebben gelachen. “Je had er echt bij moeten zijn!”... 'Nou vooruit Toos, snel gaan genieten', spreek ik mezelf streng toe. Want anders had ik net zo goed kunnen gaan werken.